ECLI:NL:HR:2013:1450

Hoge Raad

Datum uitspraak
29 november 2013
Publicatiedatum
28 november 2013
Zaaknummer
13/01105
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen uitspraak Rechtbank Noord-Holland inzake aanslag recht van successie

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 29 november 2013 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland van 23 januari 2013, nr. AWB 11/4173. De zaak betreft een aanslag in het recht van successie die aan belanghebbende was opgelegd. Na bezwaar tegen deze aanslag heeft de Inspecteur de aanslag verminderd tot nihil. Belanghebbende heeft vervolgens beroep ingesteld bij de Rechtbank, die op 24 februari 2012 het beroep niet-ontvankelijk heeft verklaard. Hierop heeft belanghebbende verzet aangetekend, maar de Rechtbank heeft in de bestreden uitspraak het verzet ongegrond verklaard.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij verschillende middelen voorgesteld. De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend, waarop belanghebbende een conclusie van repliek heeft ingediend. De Hoge Raad heeft de middelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. Dit is in overeenstemming met artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, waaruit blijkt dat de middelen geen nadere motivering behoeven, omdat zij niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

De Hoge Raad heeft ook de proceskosten in deze zaak beoordeeld en heeft geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard, waarmee de uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland in stand blijft.

Uitspraak

29 november 2013
Nr. 13/01105
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de
Rechtbank Noord-Hollandvan 23 januari 2013, nr. AWB 11/4173, op het verzet van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank betreffende een aanslag in het recht van successie.

1.Het geding in feitelijke instanties

Aan belanghebbende is een aanslag in het recht van successie opgelegd, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is verminderd tot nihil.
Belanghebbende heeft tegen die uitspraak beroep ingesteld bij de Rechtbank.
De Rechtbank heeft bij uitspraak van 24 februari 2012 het beroep niet-ontvankelijk verklaard. Belanghebbende heeft daartegen verzet gedaan. De Rechtbank heeft bij de in cassatie bestreden uitspraak het verzet ongegrond verklaard.

2.Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal middelen voorgesteld.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.

3.Beoordeling van de middelen

De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

5.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer C. Schaap als voorzitter, en de raadsheren P.M.F. van Loon en Th. Groeneveld, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 29 november 2013.