In deze zaak heeft de Hoge Raad op 29 november 2013 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van Stichting [X] tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden. Het beroep in cassatie was gericht tegen de uitspraak van het Hof van 29 november 2012, waarin het Hof oordeelde over een aantal beschikkingen op grond van de Wet waardering onroerende zaken. De belanghebbende, gevestigd in Duitsland, had hoger beroep ingesteld tegen eerdere uitspraken van de Rechtbank te Leeuwarden, die betrekking hadden op de waardering van onroerende zaken.
De Hoge Raad heeft de middelen die door de belanghebbende zijn voorgesteld, beoordeeld. De Raad oordeelde dat de voorgestelde middelen niet tot cassatie konden leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat bepaalt dat geen nadere motivering vereist is wanneer de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Daarnaast heeft de Hoge Raad overwogen dat er geen termen aanwezig zijn voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak van de Hoge Raad houdt in dat het beroep in cassatie ongegrond wordt verklaard. Dit arrest is openbaar uitgesproken en is gewezen door de raadsheer P.M.F. van Loon als voorzitter, samen met de raadsheren M.A. Fierstra en Th. Groeneveld, in aanwezigheid van de waarnemend griffier F. Treuren.