Uitspraak
,nummer 21/002965-07
,ingediend door mr. J.W.H. Peters, advocaat te Amersfoort
,namens:
1.De uitspraak waarvan herziening is gevraagd
2.De aanvraag tot herziening
3.Beoordeling van de aanvraag
4.Beslissing
26 november 2013.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 26 november 2013 uitspraak gedaan over een aanvraag tot herziening van een eerder arrest van het Gerechtshof te Arnhem. De aanvraag tot herziening was ingediend door de aanvrager, vertegenwoordigd door mr. J.W.H. Peters, advocaat te Amersfoort. De herziening betreft een veroordeling voor feitelijk leiding geven aan opzettelijk onjuist doen van belastingaangiften, wat heeft geleid tot een gevangenisstraf van acht maanden. De aanvraag tot herziening is gebaseerd op nieuwe feiten die volgens de aanvrager niet bekend waren tijdens de eerdere rechtszittingen.
De Hoge Raad heeft de aanvraag tot herziening afgewezen. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de verklaringen van getuige-deskundige M. Smeets onterecht als essentieel bewijs waren gebruikt. De aanvrager stelde dat de rapportage van [betrokkene 1] nieuwe inzichten bood die de eerdere veroordeling in twijfel trokken. Echter, de Hoge Raad oordeelde dat de inhoud van deze rapportage, in combinatie met andere bewijsmiddelen, geen ernstig vermoeden wekte dat de uitkomst van de zaak anders zou zijn geweest indien deze informatie eerder bekend was geweest.
De Hoge Raad concludeerde dat de aanvraag kennelijk ongegrond was en bevestigde de eerdere veroordeling. Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst, met medewerking van de raadsheren J.P. Balkema en V. van den Brink, en is openbaar uitgesproken in de rechtszaal.