ECLI:NL:HR:2013:1427

Hoge Raad

Datum uitspraak
26 november 2013
Publicatiedatum
26 november 2013
Zaaknummer
13/03299
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Herziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag tot herziening van een strafrechtelijke veroordeling met betrekking tot belastingfraude

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 26 november 2013 uitspraak gedaan over een aanvraag tot herziening van een eerder arrest van het Gerechtshof te Arnhem. De aanvraag tot herziening was ingediend door de aanvrager, vertegenwoordigd door mr. J.W.H. Peters, en betrof een veroordeling voor belastingfraude. De aanvrager was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf maanden voor het feitelijk leidinggeven aan het opzettelijk onjuist doen van belastingaangiften, wat resulteerde in te weinig geheven belasting door een rechtspersoon. De aanvraag tot herziening werd gedaan op basis van nieuwe feiten die volgens de aanvrager niet bekend waren tijdens het oorspronkelijke proces.

De Hoge Raad heeft de aanvraag beoordeeld aan de hand van de criteria voor herziening zoals vastgelegd in artikel 457 van het Wetboek van Strafvordering. De aanvrager stelde dat een rapportage van een deskundige, die na de veroordeling was opgesteld, nieuwe inzichten bood die de eerdere veroordeling in twijfel trokken. Echter, de Hoge Raad oordeelde dat de inhoud van deze rapportage niet voldoende was om te concluderen dat het oorspronkelijke onderzoek anders had kunnen uitpakken. De Hoge Raad concludeerde dat de aanvraag kennelijk ongegrond was en heeft deze afgewezen.

De uitspraak benadrukt het belang van de bewijsvoering en de rol van nieuwe feiten in herzieningsprocedures. De Hoge Raad bevestigde dat de eerdere veroordeling niet uitsluitend was gebaseerd op de verklaringen van een enkele getuige-deskundige, maar ook op andere bewijsstukken die door het Hof waren gewogen. De beslissing van de Hoge Raad werd genomen door een collegiaal orgaan, bestaande uit de vice-president en twee raadsheren, en werd openbaar uitgesproken.

Uitspraak

26 november 2013
Strafkamer
nr. 13/03299 H
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op een aanvraag tot herziening van een in kracht van gewijsde gegaan arrest van het Gerechtshof te Arnhem van 6 augustus 2008
,nummer 21/002966-07
,ingediend door mr. J.W.H. Peters, advocaat te Amersfoort
,namens:
[aanvrager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1942.

1.De uitspraak waarvan herziening is gevraagd

Het Hof heeft in hoger beroep, met vernietiging van een vonnis van de Rechtbank Zutphen van 26 juni 2007, de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf maanden ter zake van:
1. en 2.:
- voor de periode tot en met 31 december 1997 - telkens: Feitelijk leiding geven aan opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist doen, terwijl daarvan het gevolg zou kunnen zijn dat te weinig belasting zou kunnen worden geheven, begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd;
- voor de periode vanaf 1 januari 1998 tot en met 31 december 2000 - telkens:
Feitelijk leiding geven aan opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist doen, (de Hoge Raad leest:) terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd;
- voor de periode vanaf 1 januari 2001 tot en met 29 februari 2004 - telkens:
Feitelijk leiding geven aan opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist doen, terwijl het feit er toe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd;
3., 4., en 5. telkens:
Medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd;
6.:
- voor de periode tot en met 31 december 1997 -:
Opzettelijk een bij de belastingwet voorzien aangifte onjuist doen, terwijl daarvan het gevolg zou kunnen zijn dat te weinig belasting zou kunnen worden geheven;
- voor de periode vanaf 1 januari 1998 tot en met 31 december 2000 -:
Opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist doen, (de Hoge Raad leest:) terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, meermalen gepleegd;
- voor de periode vanaf 1 januari 2001 tot en met 29 februari 2004 -:
Opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist doen, terwijl het feit er toe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, meermalen gepleegd;
- voor de periode vanaf 1 maart 2004 -:
Opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist doen, terwijl het feit er toe strekt dat te weinig belasting wordt geheven.
Het tegen dit arrest ingestelde beroep in cassatie is - afgezien van strafvermindering wegens overschrijding van de redelijke termijn - verworpen bij arrest van de Hoge Raad van 1 februari 2011.

2.De aanvraag tot herziening

De aanvraag tot herziening is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

3.Beoordeling van de aanvraag

3.1.
Als grondslag voor een herziening kan, voor zover hier van belang, krachtens het eerste lid aanhef en onder c van art. 457 Sv slechts dienen een door bescheiden gestaafd gegeven dat bij het onderzoek op de terechtzitting aan de rechter niet bekend was en dat het ernstige vermoeden wekt dat indien dit gegeven bekend zou zijn geweest, het onderzoek van de zaak zou hebben geleid hetzij tot een vrijspraak van de gewezen verdachte, hetzij tot een ontslag van alle rechtsvervolging, hetzij tot de niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie, hetzij tot de toepassing van een minder zware strafbepaling.
3.2.
In de aanvraag wordt aangevoerd dat uit de conclusies van de bij de aanvraag gevoegde op 1 november 2012 door [betrokkene 1], opgemaakte "Rapportage [aanvrager]" kan worden afgeleid dat de verklaringen van getuige-deskundige M. Smeets ten onrechte zijn gebruikt "als het essentiële steunbewijs om aan de aangetroffen onregelmatigheden strafbaarheid te koppelen", waardoor sprake is van een (nieuw) gegeven in de hiervoor onder 3.1 bedoelde zin.
3.3.
De inhoud van de voornoemde rapportage - waarin door de opsteller ervan met name een mogelijke verklaring voor het structurele verschil tussen de zogeheten 'Z-afslagen' en de geboekte omzet in de kasboeken wordt aangevoerd - kan, beschouwd in het licht van de inhoud van de overige door het Hof gebezigde bewijsmiddelen, niet een ernstig vermoeden wekken als hiervoor onder 3.1 vermeld. Anders dan in de aanvraag wordt betoogd, heeft het Hof de bewezenverklaring niet vooral of uitsluitend doen steunen op de verklaring van de getuige-deskundige Smeets, doch heeft het deze blijkens diens in de aanvulling op het arrest opgenomen bewijsoverweging tevens in belangrijke mate doen steunen op de inhoud van de verklaring van [betrokkene 2] en op de inhoud van de administratie waaruit blijkt dat diverse bedragen in contanten bij een Duitse bank zijn gestort, welke stortingen niet zijn aangetroffen in de financiële administratie van de ondernemingen van de aanvrager en waaromtrent de aanvrager bij zijn verhoren geen helderheid heeft verschaft.
3.4.
Uit hetgeen hiervoor is overwogen vloeit voort dat de aanvraag kennelijk ongegrond is, zodat als volgt moet worden beslist.

4.Beslissing

De Hoge Raad wijst de aanvraag tot herziening af.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J.P. Balkema en V. van den Brink, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
26 november 2013.
Mr. Balkema is buiten staat dit arrest te ondertekenen.