ECLI:NL:HR:2013:1425

Hoge Raad

Datum uitspraak
26 november 2013
Publicatiedatum
26 november 2013
Zaaknummer
12/03450
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening bij poging tot diefstal van een fotocamera

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 26 november 2013 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De verdachte was beschuldigd van poging tot diefstal van een fotocamera, waarbij hij het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening zou hebben gehad. De feiten van de zaak dateren van 3 januari 2010, toen de verdachte de woning van de aangever binnenging met de bedoeling om een openstaande vordering van zijn jongere broer te innen. Tijdens deze confrontatie heeft de verdachte de fotocamera van de aangever gepakt, wat leidde tot een handgemeen tussen hen. Het Hof oordeelde dat de verdachte handelde met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, ondanks zijn bewering dat hij de camera alleen had gepakt om druk uit te oefenen op de aangever om te betalen. De Hoge Raad bevestigde het oordeel van het Hof en oordeelde dat de bewezenverklaring van het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening voldoende gemotiveerd was en niet getuigde van een onjuiste rechtsopvatting. De Hoge Raad verwierp het beroep van de verdachte, waarbij werd vastgesteld dat de middelen van cassatie niet konden leiden tot een andere uitkomst. De uitspraak benadrukt het belang van de intentie achter de handeling en de bewijsvoering in strafzaken.

Uitspraak

26 november 2013
Strafkamer
nr. 12/03450
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 15 maart 2012, nummer 20/003965-10, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1988.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. H.H.M. van Dijk, advocaat te 's-Hertogenbosch, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal W.H. Vellinga heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2.Beoordeling van het eerste middel

2.1.
Het middel klaagt dat het Hof ten onrechte, althans ontoereikend gemotiveerd heeft bewezenverklaard dat de verdachte "het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening" had.
2.2.1.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
"hij op 03 januari 2010 te Cuijk ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een fotocamera, toebehorende aan [betrokkene 1], genoemde fotocamera heeft vastgegrepen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, welke poging tot diefstal werd gevolgd van geweld tegen [betrokkene 1], gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld hierin bestond dat hij, verdachte, [betrokkene 1] met kracht van zich af heeft geduwd en met kracht heeft vastgegrepen."
2.2.2.
Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
"1. Het ambtsedig proces-verbaal van Regiopolitie Brabant-Noord/District Land van Cuijk, team Cuijk, proces-verbaalnummer 2010000766-1, d.d. 6 januari 2010 in de wettelijke vorm opgemaakt door [verbalisant 1], brigadier van politie (dossierpagina’s 4-8 van het proces-verbaal met registratienummer 2010000766-1), voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als aangifte van [betrokkene 1]:
Op 3 januari 2010 was ik samen met mijn vriendin [betrokkene 2] in mijn woning aan de [a-straat 1] in Cuijk. Ineens kwam [verdachte] binnen. [verdachte] zei tegen mij dat hij 40 euro kwam halen die bestemd zijn voor zijn broer. lk heb [verdachte] vriendelijk verzocht om mijn woning te verlaten. Ik zag dat [verdachte] in de richting van de buitendeur liep. Ik zag dat hij tijdens het passeren van een koelkast, een digitale fotocamera, merk Sony, pakte. Deze fotocamera is mijn eigendom. Ik hoorde dat [verdachte] zei: "dan pak ik die camera voorlopig mee" en ik zag dat hij naar buiten liep. Ik ben achter [verdachte] aangelopen en heb gezegd dat hij die camera moest terug leggen. Dit deed hij niet en [verdachte] was inmiddels al buiten. Ik pakte die camera bij [verdachte] en op dat moment kwam het tot een handgemeen. Door dit handgemeen is de digitale fotocamera op de grond gevallen en is het LCD scherm van die camera kapot gegaan.
2. Het ambtsedig proces-verbaal van Regiopolitie Brabant-Noord/District Land van Cuijk, team Cuijk, proces-verbaalnummer 2010000766-2, d.d. 7 januari 2010 in de wettelijke vorm opgemaakt door [verbalisant 2], hoofdagent van politie (dossierpagina's 9-12 van het proces-verbaal met registratienummer 2010000766-1), voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring van verdachte:
Op 3 januari 2010 ben ik naar [betrokkene 1] gereden aan de [a-straat 1] te Cuijk. De reden was om 46 euro op te halen die mijn jongere broer nog van hem te goed had. Bij [betrokkene 1] aangekomen ben ik via de achterdeur het huis binnengegaan. Ik zag dat [betrokkene 1] boos werd en hij vertelde mij dat ik zijn huis uit moest. We zijn richting de achterdeur gelopen en daar pakte ik in aanwezigheid van [betrokkene 1], een camera. Ik hoorde dat [betrokkene 1] zei dat ik de camera moest terug geven. Ik zei dat hij het geld moest geven en dan kreeg hij de camera terug. Ik zag dat [betrokkene 1] mij aan vloog. Ik heb [betrokkene 1] met een arm van me weggeduwd. Op de grond heb ik [betrokkene 1] met mijn arm een klem gegeven om zijn hoofd/nek. Ik dacht dat [betrokkene 1] bedaarde en liet hem los [betrokkene 1] vloog mij meteen weer aan en ik heb toen met hem een korte worsteling gehad tot ik [betrokkene 1] weer om zijn hoofd vast had. Ik hield hem stevig vast en ik hoorde dat hij "au" riep. Ik heb [betrokkene 1] en de camera losgelaten en we zijn opgestaan.
3. De verklaring van verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep d.d. 1 maart 2012 voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven -:
Ik heb de camera wel in mijn handen gehad. Toen ontstond een worsteling. Ik wilde EUR 46,00 van [betrokkene 1] hebben voor mijn 15-jarige broertje. Die had dat geld nog van hem te goed. Om mijn vordering kracht bij te zetten heb ik toen die camera gepakt. Het klopt dat die camera niet van mij was. Toen ik hem in mijn handen had kwam [betrokkene 1] op mij af en heb ik hem afgeweerd. Hij kwam daarna weer op mij af. Toen heb ik hem in een houdgreep genomen. Door de camera te pakken wilde ik [betrokkene 1] onder druk zetten alsnog te betalen."
2.2.3.
Voorts houdt het bestreden arrest onder "Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs" het volgende in:
"De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Door de raadsman is bepleit dat verdachte van het ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken. Daartoe is aangevoerd dat de verdachte niet het oogmerk had om zich de fotocamera wederrechtelijk toe te eigenen; hij wilde slechts een openstaande vordering van zijn jongere broer innen. Toen hij merkte dat dat niet lukte, heeft verdachte een willekeurig apparaat, dat toevallig binnen handbereik lag, gepakt, waarmee hij aangever probeerde te overtuigen alsnog te betalen. Voorafgaand aan deze handeling van verdachte was er al sprake van een handtastelijkheid door aangever in de richting van verdachte, zodat een schermutseling om de camera weer terug te krijgen als aanleiding niet juist is.
Het hof overweegt hieromtrent het volgende.
Gebleken is dat verdachte op 3 januari 2010 te Cuijk via de achterdeur de woning van [betrokkene 1] heeft betreden met de bedoeling om bij hem EUR 46,00 ten behoeve van zijn jongere broer terug te halen. [betrokkene 1] heeft verdachte verzocht zijn woning te verlaten. Daaraan gevolggevend heeft verdachte een fototoestel gepakt dat op de koelkast lag. [betrokkene 1] heeft het fototoestel teruggevraagd, aan welk verzoek verdachte geen gevolg heeft gegeven. Vervolgens is er een schermutseling ontstaan.
Het verweer van de raadsman dat er geen sprake is geweest van wederrechtelijke toe-eigening treft geen doel. Verdachte heeft ter terechtzitting in eerste aanleg verklaard, en dit bij het hof herhaald, dat [betrokkene 1] hem geld moest geven en dat hij dan de camera terug zou krijgen. Verdachte had derhalve wel degelijk de bedoeling om zich die camera wederrechtelijk toe te eigenen. Dat hij het toestel later - namelijk als [betrokkene 1] hem het bedrag van EUR 46 zou hebben voldaan - wel terug zou willen geven, doet daaraan niet af. De stelling van de raadsman dat er reeds sprake was van een schermutseling voorafgaand aan het in bezit nemen van de camera en het door de verdachte gehanteerde geweld derhalve niet in relatie staat tot het in bezit nemen van de camera vindt geen steun in de in het dossier aanwezige verklaringen van aangever en verdachte, zodat ook dit onderdeel van het verweer geen doel treft.
Het hof verwerpt het verweer."
2.3.
In art. 310 Sr is als diefstal strafbaar gesteld het met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening wegnemen van een goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort. In het bestreden arrest ligt als oordeel van het Hof besloten dat de verdachte door te trachten als heer en meester te beschikken over het in de bewezenverklaring genoemde voorwerp heeft gehandeld met voormeld oogmerk en dat in het onderhavige geval daaraan niet afdoet dat hij heeft gehandeld met de bedoeling die ander te bewegen tot de nakoming van een op hem rustende verplichting. Dat oordeel getuigt niet van een onjuiste rechtsopvatting en is, gelet op de gebezigde bewijsvoering, toereikend gemotiveerd.
2.4.
Het middel faalt.

3.Beoordeling van het tweede en het derde middel

De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en J. de Hullu, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
26 november 2013.