Uitspraak
beiden wonende te [woonplaats], Zwitserland,
EISERS tot cassatie,
wonende te [woonplaats],
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van de middelen
4.Beslissing
22 november 2013.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 november 2013 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de aansprakelijkheid van een assurantietussenpersoon. De eisers, [eiser 1] en [eiseres 2], wonende in Zwitserland, hebben beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof te Amsterdam. Dit arrest volgde op eerdere vonnissen van de rechtbank Utrecht en betrof een geschil over onderverzekering van de inboedel van de privé-woning van de eisers. De centrale vraag was of de schade kon worden toegerekend aan het tekortschieten van de voormalig assurantietussenpersoon en of er sprake was van een causaal verband, zoals bedoeld in artikel 6:98 van het Burgerlijk Wetboek.
De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling de klachten van de eisers niet gegrond verklaard. De in de middelen aangevoerde klachten konden niet tot cassatie leiden, en de Hoge Raad oordeelde dat nadere motivering niet nodig was, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Wuisman strekte tot verwerping van het cassatieberoep, en de Hoge Raad heeft deze conclusie gevolgd.
In de beslissing heeft de Hoge Raad het beroep van de eisers verworpen en hen veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de verweerder zijn begroot op € 799,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. Dit arrest is openbaar uitgesproken door raadsheer M.A. Loth.