Uitspraak
wonende te [woonplaats],
gevestigd te Utrecht,
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van de middelen
4.Beslissing
22 november 2013.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 november 2013 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de gedwongen opname van een minderjarige in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg. De zaak betreft de vraag of er sprake is van een situatie zoals bedoeld in artikel 29b lid 3 van de Wet op de jeugdzorg (Wjz) en of de verklaring van de gedragswetenschapper voldoet aan de eisen van artikel 29b lid 5 Wjz. De verzoeker, vertegenwoordigd door advocaat mr. W.B. Teunis, heeft beroep in cassatie ingesteld tegen de beschikking van het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden, die op 7 maart 2013 werd gegeven. Het hof had eerder de beschikking van de rechtbank Utrecht bevestigd, waarin de gedwongen opname was goedgekeurd. De Hoge Raad verwijst naar de eerdere beschikkingen van de rechtbank en het hof en constateert dat de klachten van de verzoeker niet tot cassatie kunnen leiden. De conclusie van de Advocaat-Generaal M.H. Wissink strekt tot verwerping van het cassatieberoep, en de advocaat van de verzoeker heeft hierop gereageerd. De Hoge Raad oordeelt dat de aangevoerde klachten geen nadere motivering behoeven, omdat zij niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Uiteindelijk verwerpt de Hoge Raad het beroep van de verzoeker, waarmee de eerdere beslissingen van de lagere rechters in stand blijven.