Uitspraak
1.Geding in cassatie
3.Beslissing
2 juli 2013.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 2 juli 2013 uitspraak gedaan over een cassatieberoep dat was ingesteld door de verdachte tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 23 maart 2012. Het cassatieberoep was geregistreerd onder nummer 12/02186. De verdachte, geboren in 1971, had het beroep ingesteld via zijn advocaat, mr. P.Th. van Alkemade. De Advocaat-Generaal D.J.C. Aben heeft in zijn conclusie aangegeven dat het cassatieberoep niet-ontvankelijk verklaard kan worden op basis van artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie.
De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het beroep beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten die door de verdachte zijn aangevoerd geen behandeling in cassatie rechtvaardigen. Dit is het geval omdat de verdachte onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep, of omdat de klachten niet tot cassatie kunnen leiden. Gezien deze overwegingen heeft de Hoge Raad besloten het beroep niet-ontvankelijk te verklaren.
De uitspraak is gedaan door de vice-president A.J.A. van Dorst, als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en V. van den Brink, in aanwezigheid van de waarnemend griffier A.C. ten Klooster. De uitspraak werd gedaan ter openbare terechtzitting.