ECLI:NL:HR:2013:1345

Hoge Raad

Datum uitspraak
19 november 2013
Publicatiedatum
19 november 2013
Zaaknummer
11/03332
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte wegens onvoldoende bewijs van verzet tegen opsporingsambtenaar

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 19 november 2013 uitspraak gedaan in een cassatieberoep van de verdachte tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem. De verdachte was eerder veroordeeld voor verzet tegen de politie tijdens zijn aanhouding op 8 maart 2010 te Wijhe. De Hoge Raad heeft de bewezenverklaring van het verzet, zoals ten laste gelegd onder parketnummer 07-653063-10 onder 2, vernietigd. De Hoge Raad oordeelde dat uit de gebezigde bewijsmiddelen niet kon worden afgeleid dat de verdachte zich daadwerkelijk had verzet door te rukken en trekken in een richting tegengesteld aan die waarin de opsporingsambtenaar hem trachtte te geleiden. Om doelmatigheidsredenen heeft de Hoge Raad de verdachte vrijgesproken van dit feit.

De Advocaat-Generaal had geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest wat betreft het onder parketnummer 07-653063-10 onder 2 tenlastegelegde feit en had vrijspraak van dat feit voorgesteld. De Hoge Raad heeft de overige middelen van de verdachte niet tot cassatie kunnen leiden, en heeft geen andere gronden gevonden voor vernietiging van de uitspraak. Wel heeft de Hoge Raad geconstateerd dat de redelijke termijn voor de behandeling van het cassatieberoep was overschreden, wat heeft geleid tot een vermindering van de opgelegde gevangenisstraf van drie maanden naar twee maanden en drie weken.

De uitspraak van de Hoge Raad benadrukt het belang van voldoende bewijs voor de bewezenverklaring van strafbare feiten en de noodzaak om de redelijke termijn in acht te nemen in strafzaken. De beslissing van de Hoge Raad is een belangrijke bevestiging van de rechtsbescherming van verdachten in het strafrecht.

Uitspraak

19 november 2013
Strafkamer
nr. 11/03332
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem, zitting houdende te Leeuwarden, van 8 juli 2011, nummer 24/001804-10, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1981.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. R.P. Snorn, advocaat te Heerenveen, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. Een aanvullende schriftuur, waarbij tevens het eerste en het vijfde middel zijn ingetrokken, is eerst na afloop van de bij de wet gestelde termijn bij de griffie van de Hoge Raad ingekomen. De Hoge Raad kan in zoverre op dit geschrift geen acht slaan.
De Advocaat-Generaal W.H. Vellinga heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest wat betreft het onder parketnummer 07-653063-10 onder 2 tenlastegelegde en de hoogte van de opgelegde straf, tot vrijspraak van dat feit, tot vermindering van de hoogte van de opgelegde straf en tot verwerping van het beroep voor het overige.
De raadsman heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van het derde middel

2.1.
Het middel klaagt dat de bewezenverklaring van het onder parketnummer 07-653063-10 onder 2 tenlastegelegde feit niet kan worden afgeleid uit de inhoud van de daartoe door het Hof gebezigde bewijsmiddelen.
2.2.1.
Overeenkomstig de dagvaarding is onder parketnummer 07-653063-10 onder 2 ten laste van de verdachte bewezenverklaard dat:
"hij op 08 maart 2010 te Wijhe, gemeente Olst-Wijhe, toen aldaar in uniform geklede dienstdoende politieambtenaren verdachte, als verdacht van het gepleegd hebben van een op heterdaad ontdekt strafbaar feiten hadden aangehouden en hadden vastgegrepen, althans vast hadden teneinde verdachte, ter geleiding voor een hulpofficier van justitie, over te brengen naar een politiebureau, zich met geweld tegen die eerstgenoemde opsporingsambtenaar, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, heeft verzet door te rukken en te trekken in een richting tegengesteld aan die, waarin die ambtenaar verdachte trachtte te geleiden."
2.2.2.
Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
"16. een proces-verbaal van aangifte van [betrokkene 1], opgemaakt door [verbalisant 1], hoofdagent van regiopolitie IJsselland, gesloten op 8 maart 2010 (blz. 27 ev), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 8 maart 2010 was ik belast met de handhaving van de openbare orde te Deventer. Ik, verbalisant, was gekleed in uniform. Op voornoemde datum werden [verdachte] en diens broer [betrokkene 2] aangehouden terzake diefstal van een auto aan de Raalterslag te Wijhe. Ik zag dat [verdachte] reeds achterin een opvallend dienstvoertuig was geplaatst. Collega [verbalisant 2] was bestuurder van dit voertuig en ik nam plaats op de achterbank van het dienstvoertuig. Ik zag dat [verdachte] geboeid was en dat hem de autogordel was omgedaan.
Ik zag dat [verdachte] heftig begon te bewegen en trappende bewegingen in de richting van het portier met beide benen maakte. Ik drukte het hoofd van [verdachte] met lichte dwang met mijn onderarm tegen het portierruit. Ik zag dat [verdachte] zijn hoofd met kracht richting mijn hoofd bewoog. Ik zag en voelde dat het voorhoofd van [verdachte] met kracht tegen mijn mond kwam. Ik voelde hiervan plots een hevige pijn aan mijn linkeronderlip en twee voortanden. Ik proefde dat mijn mond zich vulde met bloed. De door [verdachte] op mij gepleegde mishandeling veroorzaakte bij mij letsel in de vorm van een tand door de lip, opgezette onderlip, pijn en twee loszittende tanden;
17. een proces-verbaal van verhoor van verdachte, [verbalisant 3] en [verbalisant 4], beiden hoofdagent van politie, gesloten op 8 maart 2010 (blz. 34 ev), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Toen ik vanmorgen wegging droeg ik een blauwe spijkerbroek en een zwartleren jas heupmodel. Daaronder had ik een blauw shirt aan met kleine witte strepen. Ik kreeg de handboeien om en werd met mijn gezicht naar beneden geduwd. Ik raakte in paniek en wilde loskomen en ben gaan spartelen;
18. een proces-verbaal van verhoor van [betrokkene 3], opgemaakt door [verbalisant 5], brigadier van politie, gesloten op 9 maart 2010 (blz. 102 ev), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op maandagochtend 8 maart 2010 lag ik op bed. Ik hoorde stemmen van buiten komen. Toen ik naar buiten keek, zag ik een aantal politiemensen die bezig waren twee mannen te arresteren. Ik zag dat met name de man in de zwart-wit gestreepte trui zich hevig verzette tegen zijn aanhouding. De ander verzette zich ook wel maar minder hevig."
2.3.
Uit de inhoud van de daartoe gebezigde bewijsmiddelen kan niet worden afgeleid dat de verdachte zich tegen de betreffende opsporingsambtenaar heeft verzet "door te rukken en trekken in een richting tegengesteld aan die, waarin die ambtenaar verdachte trachtte te geleiden". De bewezenverklaring is in zoverre ontoereikend gemotiveerd. Het middel klaagt daarover terecht. De Hoge Raad zal om doelmatigheidsredenen de verdachte ter zake van dit feit vrijspreken. Daardoor wordt de aard en ernst van hetgeen in de bestreden uitspraak overigens ten laste van de verdachte is bewezenverklaard - weergegeven in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 1 - niet aangetast, zodat vernietiging ter zake van de strafoplegging op deze grond achterwege kan blijven.

3.Beoordeling van de overige middelen

De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Ambtshalve beoordeling van de bestreden uitspraak

De Hoge Raad doet uitspraak nadat meer dan twee jaren zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Dat brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM is overschreden. Dit moet leiden tot vermindering van de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf van drie maanden.

5.Slotsom

Nu geen van de middelen tot cassatie kan leiden, terwijl de Hoge Raad geen andere dan de hiervoor onder 4 genoemde grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.

6.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak, doch uitsluitend wat betreft het onder parketnummer 07-653063-10 onder 2 bewezenverklaarde en de duur van de opgelegde gevangenisstraf;
spreekt de verdachte vrij van het onder parketnummer 07-653063-10 onder 2 tenlastegelegde;
vermindert de duur van de opgelegde gevangenisstraf in die zin dat deze twee maanden en drie weken beloopt;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en Y. Buruma, in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
19 november 2013.