Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het middel
3.Slotsom
4.Beslissing
2 juli 2013.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 2 juli 2013 uitspraak gedaan in een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem. De verdachte was niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep, wat aanleiding gaf tot het indienen van een cassatieverzoek door zijn advocaat, mr. M.L.M. van der Voet. De Advocaat-Generaal, G. Knigge, concludeerde tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot een beslissing op basis van artikel 440 van het Wetboek van Strafvordering.
De Hoge Raad oordeelde dat het Hof, hoewel het gelet op de omstandigheden aangewezen was, verzuimd heeft om uitdrukkelijk aan de gemachtigde raadsman te vragen of het instellen van het hoger beroep overeenstemde met de wens van de verdachte. Dit verzuim leidde tot de conclusie dat het Hof niet tot de niet-ontvankelijkverklaring had mogen besluiten.
De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak en wees de zaak terug naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zodat de zaak opnieuw kan worden berecht en afgedaan. Deze uitspraak benadrukt het belang van de communicatie tussen het Hof en de verdediging, vooral in situaties waarin de wensen van de verdachte niet duidelijk zijn.