ECLI:NL:HR:2013:1269

Hoge Raad

Datum uitspraak
22 november 2013
Publicatiedatum
15 november 2013
Zaaknummer
12/05500
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over gereserveerde bonussen door werknemer in het jaar van uitbetaling

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 november 2013 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de belastingheffing over gereserveerde bonussen die door een werknemer (niet zijnde een directeur-grootaandeelhouder) zijn genoten in het jaar van uitbetaling. De belanghebbende, die in hoger beroep was gegaan tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam, had beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Hof van 18 oktober 2012. De zaak betrof een ingehouden bedrag aan loonbelasting en premie volksverzekeringen, waarover de belanghebbende in geschil was met de Staatssecretaris van Financiën.

De Hoge Raad heeft de middelen van de belanghebbende beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie konden leiden. Dit werd onderbouwd met verwijzing naar artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, waarbij werd gesteld dat de middelen geen nadere motivering behoefden, omdat zij niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Advocaat-Generaal R.E.C.M. Niessen had eerder geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep in cassatie, en de belanghebbende had schriftelijk op deze conclusie gereageerd.

De Hoge Raad heeft in zijn beslissing geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard, waarmee de uitspraak van het Gerechtshof werd bekrachtigd. Dit arrest is openbaar uitgesproken en is aan de belanghebbende en de Staatssecretaris van Financiën bekendgemaakt.

Uitspraak

22 november 2013
nr. 12/05500
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof te Amsterdamvan 18 oktober 2012, nrs. 11/00364 en 11/00390, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank te Haarlem (nr. AWB 09/2228) betreffende een ingehouden bedrag aan loonbelasting/premie volksverzekeringen. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.

1.Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
De Advocaat-Generaal R.E.C.M. Niessen heeft op 10 juli 2013 geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep in cassatie.
Belanghebbende heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van de middelen

De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling (vgl. onderdeel 6 van de conclusie van de Advocaat‑Generaal).

3.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer C. Schaap als voorzitter, en de raadsheren M.A. Fierstra en Th. Groeneveld, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 22 november 2013.
.