ECLI:NL:HR:2013:1214

Hoge Raad

Datum uitspraak
22 november 2013
Publicatiedatum
14 november 2013
Zaaknummer
12/01763
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de onroerende zaakbelastingen voor verpleeg- en verzorgingshuizen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 november 2013 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Veere tegen een uitspraak van het Gerechtshof te ’s-Gravenhage. De zaak betreft een geschil over de onroerende zaakbelastingen die aan een verpleeg- en verzorgingshuis waren opgelegd. De belanghebbende, een stichting, had bezwaar gemaakt tegen de aanslag in de onroerende zaakbelastingen voor het jaar 2009, die was opgelegd wegens het gebruik van de onroerende zaak [A] te [Q]. De heffingsambtenaar had de aanslag verminderd, maar de Rechtbank te Middelburg verklaarde het beroep ongegrond. Hierop volgde hoger beroep bij het Hof, dat de uitspraak van de Rechtbank vernietigde en de aanslag verder verlaagde.

Het College stelde cassatie in, waarbij het betoogde dat het Hof ten onrechte had geoordeeld dat bepaalde gedeelten van de onroerende zaak in hoofdzaak tot woning dienen. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten van het College niet gegrond waren. De Hoge Raad verwees naar eerdere arresten waarin was overwogen dat de intensiteit van de verzorging en verpleging in dergelijke instellingen zo hoog is dat de woonfunctie ondergeschikt is. De Hoge Raad verklaarde het beroep in cassatie ongegrond en veroordeelde het College in de proceskosten, vastgesteld op € 1416 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Tevens werd er een griffierecht van € 466 geheven van de gemeente Veere.

Uitspraak

22 november 2013
nr. 12/01763
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Veere(hierna: het College) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof te ’s-Gravenhagevan 23 februari 2012, nr. 11/00275, betreffende een aan
Stichting [X]te
[Z](hierna: belanghebbende) opgelegde aanslag in de onroerende zaakbelastingen.

1.Het geding in feitelijke instanties

Aan belanghebbende is voor het jaar 2009 wegens het gebruik van de onroerende zaak [A] te [Q] (hierna: de onroerende zaak), een aanslag in de onroerendezaakbelastingen van de gemeente Veere opgelegd, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de heffingsambtenaar van de gemeente Veere (hierna: de heffingsambtenaar) is verminderd.
De Rechtbank te Middelburg (nr. AWB 10/439) heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof.
Het Hof heeft de uitspraak van de Rechtbank vernietigd, het beroep gegrond verklaard, de uitspraak van de heffingsambtenaar vernietigd en de aanslag verminderd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.

2.Geding in cassatie

Het College heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.

3.Beoordeling van de klachten

3.1.
De klachten houden in dat het Hof ten onrechte heeft geoordeeld dat een aantal gedeelten van de onroerende zaak in hoofdzaak tot woning dient dan wel in hoofdzaak dienstbaar is aan woondoeleinden. Daartoe wordt met name gewezen op de intensiteit van de verzorging en verpleging die dusdanig hoog is dat de woonfunctie daaraan ondergeschikt is en daarin opgaat. Voorts wordt betoogd dat sprake is van een zo geringe mate van zeggenschap over de eigen woonomgeving en privacy binnen die woonomgeving dat niet van ‘in hoofdzaak wonen’ kan worden gesproken.
3.2.
De klachten stuiten af op hetgeen is overwogen in onderdeel 3.3 van de arresten van de Hoge Raad van 15 november 2013, nrs. 11/05565 en 11/05566, ECLI:NL:HR:2013:1125 en ECLI:NL:HR:2013:1126, waarbij met name zij gewezen op hetgeen is overwogen in de onderdelen 3.3.4 en 3.3.6.

4.Proceskosten

Het College zal worden veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie.

5.Beslissing

De Hoge Raad:
verklaart het beroep in cassatie ongegrond, en
veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Veere in de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 1416 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer C. Schaap als voorzitter, en de raadsheren P.M.F. van Loon en M.A. Fierstra, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 22 november 2013.
Van de gemeente Veere wordt ter zake van het door het College ingestelde beroep in cassatie een griffierecht geheven van € 466.