Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het middel
3.Slotsom
4.Beslissing
12 november 2013.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 november 2013 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 26 januari 2012. De verdachte, geboren in 1966, had beroep in cassatie ingesteld tegen het eerdergenoemde arrest. De advocaat van de verdachte, mr. J.Y. Taekema, heeft een middel van cassatie voorgesteld, dat aan het arrest is gehecht. De Advocaat-Generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd tot gedeeltelijke vernietiging van het bestreden arrest, specifiek met betrekking tot de beslissingen over het onder 5 tenlastegelegde en de strafoplegging. De zaak moest worden terugverwezen naar het Gerechtshof voor herbehandeling van deze onderdelen, terwijl het beroep voor het overige werd verworpen.
De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling het middel dat klaagde over de motivering van hetgeen onder 5 was bewezenverklaard, als terecht voorgesteld beoordeeld. De gronden die in de conclusie van de Advocaat-Generaal zijn vermeld, zijn door de Hoge Raad overgenomen. De Hoge Raad oordeelde dat er geen redenen waren om de bestreden uitspraak ambtshalve te vernietigen, maar dat de specifieke beslissingen over het tenlastegelegde en de strafoplegging wel vernietigd moesten worden. De zaak werd terugverwezen naar het Gerechtshof Den Haag, zodat deze in het bestaande hoger beroep opnieuw kon worden berecht en afgedaan.
De uitspraak van de Hoge Raad benadrukt het belang van een zorgvuldige motivering in strafzaken en de mogelijkheid voor de Hoge Raad om in te grijpen wanneer deze motivering tekortschiet. Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en W.F. Groos, in aanwezigheid van de waarnemend griffier E. Schnetz, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.