Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het middel
3.Slotsom
4.Beslissing
12 november 2013.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 november 2013 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte was niet verschenen op de zitting in hoger beroep, noch was zijn raadsman aanwezig. Het Hof had verstek verleend tegen de niet verschenen verdachte. De dagvaarding bevatte een aantekening dat een afschrift aan de raadsman was verstrekt, maar de Hoge Raad oordeelde dat dit niet voldoende was om te concluderen dat aan de eisen van artikel 51 van het Wetboek van Strafvordering was voldaan. De Hoge Raad verwees naar een eerder arrest waarin werd gesteld dat de rechter moet onderzoeken of het afschrift daadwerkelijk is verzonden, en niet alleen kan afgaan op de aantekening op de dagvaarding. Aangezien er geen bewijs was dat het afschrift daadwerkelijk was verzonden, concludeerde de Hoge Raad dat het Hof zijn oordeel over de naleving van artikel 51 Sv uitsluitend had gebaseerd op de aantekening, zonder het nodige onderzoek te verrichten. Dit leidde tot de conclusie dat het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep nietig was, waardoor de bestreden uitspraak niet in stand kon blijven. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het Gerechtshof en wees de zaak terug naar het Gerechtshof Amsterdam voor herbehandeling van het hoger beroep.