ECLI:NL:HR:2013:1171

Hoge Raad

Datum uitspraak
12 november 2013
Publicatiedatum
13 november 2013
Zaaknummer
11/05484
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam wegens niet-naleving van art. 51 Sv

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 november 2013 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte was niet verschenen op de zitting in hoger beroep, noch was zijn raadsman aanwezig. Het Hof had verstek verleend tegen de niet verschenen verdachte. De dagvaarding bevatte een aantekening dat een afschrift aan de raadsman was verstrekt, maar de Hoge Raad oordeelde dat dit niet voldoende was om te concluderen dat aan de eisen van artikel 51 van het Wetboek van Strafvordering was voldaan. De Hoge Raad verwees naar een eerder arrest waarin werd gesteld dat de rechter moet onderzoeken of het afschrift daadwerkelijk is verzonden, en niet alleen kan afgaan op de aantekening op de dagvaarding. Aangezien er geen bewijs was dat het afschrift daadwerkelijk was verzonden, concludeerde de Hoge Raad dat het Hof zijn oordeel over de naleving van artikel 51 Sv uitsluitend had gebaseerd op de aantekening, zonder het nodige onderzoek te verrichten. Dit leidde tot de conclusie dat het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep nietig was, waardoor de bestreden uitspraak niet in stand kon blijven. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het Gerechtshof en wees de zaak terug naar het Gerechtshof Amsterdam voor herbehandeling van het hoger beroep.

Uitspraak

12 november 2013
Strafkamer
nr. 11/05484
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 11 november 2011, nummer 23/002286-11, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1977.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. H.K. ter Brake, advocaat te Hoorn, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De waarnemend Advocaat-Generaal N. Jörg heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof Amsterdam teneinde op het bestaande hoger beroep te worden berecht en afgedaan.

2.Beoordeling van het middel

2.1.
Het middel strekt ten betoge dat het Hof tot behandeling van de zaak is overgegaan, terwijl uit het arrest noch uit het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep blijkt dat het Hof onderzoek heeft gedaan naar de reden van afwezigheid van de raadsman van de verdachte.
2.2.
Blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep is aldaar de verdachte noch diens raadsman verschenen en heeft het Hof tegen de niet verschenen verdachte verstek verleend.
2.3.
Aan de voet van het dubbel van de dagvaarding van de verdachte om in hoger terecht te staan is de volgende aantekening geplaatst en geparafeerd: "Afschrift aan raadsman verstrekt op: 26-09-2011."
2.4.
Zoals volgt uit het arrest van de Hoge Raad van 1 juli 1997, NJ 1997/675 kan, ingeval de verdachte noch diens raadsman ter terechtzitting is verschenen, de rechter niet op de enkele grond dat de dagvaarding voor die terechtzitting een aantekening behelst dat aan de raadsman een afschrift van die dagvaarding is verstrekt aannemen dat aan het voorschrift van art. 51 Sv is voldaan, maar dient hij te onderzoeken of een zodanig afschrift daadwerkelijk aan de raadsman is verzonden.
2.5.
Nu aanwijzingen voor het tegendeel ontbreken moet het in cassatie ervoor worden gehouden dat het Hof zijn in het bestreden arrest besloten liggende oordeel dat het voorschrift van art. 51 Sv in hoger beroep is nageleefd, uitsluitend heeft gebaseerd op de hiervoor onder 2.3 bedoelde aantekening. Niet blijkt dat het Hof heeft onderzocht of een afschrift van de dagvaarding in hoger beroep daadwerkelijk aan de raadsman is verzonden. Een en ander brengt, gelet op hetgeen hiervoor onder 2.4 is overwogen, mee dat het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep aan nietigheid lijdt, zodat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven.
2.6.
Het middel is dus gegrond.

3.Slotsom

Het vorenoverwogene brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Amsterdam, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren W.F. Groos en V. van den Brink, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
12 november 2013.