Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van de middelen
3.Ambtshalve beoordeling van de bestreden uitspraak
4.Slotsom
5.Beslissing
12 november 2013.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Leeuwarden, nevenzittingsplaats Arnhem, van 21 juli 2011. De verdachte, geboren in 1959, heeft beroep ingesteld tegen de opgelegde taakstraf van 200 uren, subsidiair 100 dagen hechtenis. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. J. Kuijper, heeft middelen van cassatie voorgesteld. De waarnemend Advocaat-Generaal J. Wortel heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft de middelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden, hetgeen geen nadere motivering behoeft volgens artikel 81, eerste lid, RO.
Echter, de Hoge Raad heeft ambtshalve de bestreden uitspraak beoordeeld. Het is vastgesteld dat er meer dan twee jaren zijn verstreken sinds het instellen van het cassatieberoep, wat leidt tot de conclusie dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, EVRM, is overschreden. Dit heeft tot gevolg dat de aan de verdachte opgelegde taakstraf moet worden verminderd. De Hoge Raad heeft besloten het aantal uren taakstraf te verlagen naar 190 uren, met een vervangende hechtenis van 95 dagen.
De Hoge Raad heeft de bestreden uitspraak vernietigd, maar uitsluitend wat betreft het aantal uren te verrichten taakstraf en de duur van de vervangende hechtenis. Het beroep is voor het overige verworpen. Deze uitspraak is gedaan op 12 november 2013 door de vice-president A.J.A. van Dorst, samen met de raadsheren J. de Hullu en V. van den Brink, in aanwezigheid van de waarnemend griffier E. Schnetz.