ECLI:NL:HR:2013:1147

Hoge Raad

Datum uitspraak
8 november 2013
Publicatiedatum
8 november 2013
Zaaknummer
13/02268
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen uitspraak van de Rechtbank Rotterdam inzake Wet waardering onroerende zaken

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 november 2013 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Rotterdam. De Rechtbank had op 26 maart 2013 uitspraak gedaan in een verzetprocedure met betrekking tot beschikkingen op grond van de Wet waardering onroerende zaken. Belanghebbende, die in cassatie ging, voerde verschillende klachten aan tegen de uitspraak van de Rechtbank. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam, hierna aangeduid als het College, diende een verweerschrift in, waarop belanghebbende een conclusie van repliek indiende. Het College reageerde hierop met een conclusie van dupliek.

De Hoge Raad beoordeelde de klachten van belanghebbende en kwam tot de conclusie dat deze niet tot cassatie konden leiden. De Hoge Raad oordeelde dat, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, er geen nadere motivering nodig was, omdat de klachten niet leidden tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Dit betekent dat de Hoge Raad de klachten van belanghebbende niet gegrond achtte.

Wat betreft de proceskosten oordeelde de Hoge Raad dat er geen termen aanwezig waren voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk verklaarde de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond, waarmee de uitspraak van de Rechtbank Rotterdam in stand bleef. Dit arrest is openbaar uitgesproken door de raadsheer C. Schaap als voorzitter, samen met de raadsheren M.A. Fierstra en Th. Groeneveld, in aanwezigheid van de waarnemend griffier F. Treuren.

Uitspraak

8 november 2013
nr. 13/02268
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de
Rechtbank Rotterdamvan 26 maart 2013, nrs. ROT 11/3154 t/m 11/3157, op het verzet van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank betreffende beschikkingen op grond van de Wet waardering onroerende zaken.

1.Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank op het verzet beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal klachten aangevoerd.
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam (hierna: het College) heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
Het College heeft een conclusie van dupliek ingediend.

2.Beoordeling van de klachten

De klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer C. Schaap als voorzitter, en de raadsheren M.A. Fierstra en Th. Groeneveld, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 8 november 2013.