Uitspraak
1.Geding in cassatie
(i) de verklaring van de advocaat dat hij door de verdachte bepaaldelijk is gevolmachtigd tot het instellen van hoger beroep (art. 450, eerste lid sub a, Sv);
3.Slotsom
4.Beslissing
2 juli 2013.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om de niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in het hoger beroep door het Hof. De verdachte had hoger beroep ingesteld, maar het Hof verklaarde hem niet-ontvankelijk op de grond dat het beroep niet op de juiste wijze was ingesteld, zoals vereist door de Hoge Raad in eerdere uitspraken. De Hoge Raad herhaalt de eisen waaraan een schriftelijke volmacht van een advocaat moet voldoen om hoger beroep in te stellen. Deze eisen zijn bedoeld om problemen met de betekening van appeldagvaardingen te voorkomen. De Hoge Raad oordeelt dat, hoewel de volmacht onvolkomen was, de aanwezigheid van de verdachte en zijn raadsman ter terechtzitting in hoger beroep voldoende was om aan te nemen dat de verdachte de wens had om hoger beroep in te stellen. De Hoge Raad concludeert dat het Hof ten onrechte de niet-ontvankelijkheid heeft uitgesproken, omdat het verzuim om aan de eisen van de volmacht te voldoen in dit geval voor gedekt kan worden gehouden. De Hoge Raad vernietigt de bestreden uitspraak en wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden voor herbehandeling.