ECLI:NL:HR:2013:1121

Hoge Raad

Datum uitspraak
5 november 2013
Publicatiedatum
5 november 2013
Zaaknummer
12/03022
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overschrijding van de redelijke termijn in feitelijke aanleg en de gevolgen voor de strafoplegging

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 5 november 2013 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte was veroordeeld voor 'medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd' en kreeg een taakstraf van 200 uren, subsidiair 100 dagen hechtenis. De raadsman van de verdachte had in hoger beroep aangevoerd dat de behandeling van de zaak lang op zich had laten wachten en verzocht om hiermee rekening te houden bij de strafoplegging. Het Hof had in zijn overwegingen aangegeven dat het bij de strafoplegging rekening had gehouden met de lange duur van de procedure, maar het had niet expliciet aangegeven welke straf het zonder deze overschrijding zou hebben opgelegd.

De Hoge Raad oordeelde dat er geen sprake was van een overschrijding van de redelijke termijn in hoger beroep, aangezien het hoger beroep was ingesteld op 7 juni 2010 en de uitspraak op 29 mei 2012 was gedaan, binnen de geldende termijn van twee jaar. De Hoge Raad concludeerde dat het Hof terecht had geoordeeld dat het bij de strafoplegging rekening had gehouden met de lange duur van de procedure, en dat het Hof niet verplicht was om een alternatieve straf op te leggen zonder de overschrijding. De Hoge Raad verwierp het beroep van de verdachte, waarmee de eerdere uitspraak van het Hof in stand bleef.

Uitspraak

5 november 2013
Strafkamer
nr. 13/03022
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, zittingsplaats Arnhem, van 29 mei 2012, nummer 21/004112-11, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1987.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. J. Ruijs, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal P.C. Vegter heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de strafoplegging, tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof Amsterdam teneinde in zoverre op het bestaande beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan, en tot verwerping van het beroep voor het overige.

2.Beoordeling van het middel

2.1.
Het middel klaagt onder meer dat het Hof heeft nagelaten aan te geven welke straf het zonder overschrijding van de redelijke termijn zou hebben opgelegd.
2.2.
Het Hof heeft de verdachte ter zake van "medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd" veroordeeld tot een taakstraf van 200 uren, subsidiair 100 dagen hechtenis.
2.3.1.
Blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman van de verdachte aldaar onder meer het volgende aangevoerd:
"Ik verzoek het hof om bij de strafmaat rekening te houden met het feit dat de behandeling in hoger beroep lang op zich heeft laten wachten".
2.3.2.
Het bestreden arrest houdt omtrent de strafoplegging het volgende in:
"De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder in aanmerking genomen hetgeen omtrent de persoon van verdachte is gebleken en de omvang van de schade voor de gedupeerden, is het hof van oordeel dat oplegging van een taakstraf, bestaande uit een werkstraf van langere duur dan opgelegd door de rechtbank en gevorderd door de advocaat-generaal, passend en geboden is.
Verdachte heeft deelgenomen aan een oplichtingsconstructie, waarbij diverse goederen via internet te koop werden aangeboden. Na ontvangst van de betalingen werd echter niet tot levering van die goederen overgegaan. Verdachte, die een belangrijke schakel in de oplichtingsketen vormde, is volstrekt voorbij gegaan aan de gevolgen van zijn handelen voor de financieel gedupeerde slachtoffers. Hij heeft het vertrouwen dat consumenten moeten kunnen stellen in internettransacties via veilingsites als Marktplaats.nl ernstig beschaamd. Dit rekent het hof verdachte aan.
Het hof heeft acht geslagen op de omvang van de schade en de straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
Uit het op naam van verdachte gestelde uittreksel justitiële documentatie blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor feiten gepleegd na het bewezenverklaarde.
Ten slotte heeft het hof bij de strafoplegging acht geslagen op het feit dat de redelijke termijn waarbinnen de berechting plaats dient te vinden is geschonden."
2.4.1.
In aanmerking genomen dat van een overschrijding van de redelijke termijn bij de berechting van de zaak in hoger beroep geen sprake is, nu blijkens de gedingstukken hoger beroep tegen de uitspraak van de Rechtbank is aangetekend op 7 juni 2010 en de uitspraak in hoger beroep is gedaan op 29 mei 2012, waarbij de behandeling in hoger beroep binnen de in deze zaak geldende termijn van twee jaren is afgerond, heeft het Hof met zijn overweging dat het bij de strafoplegging acht heeft geslagen op het feit dat de redelijke termijn waarbinnen de berechting dient plaats te vinden is geschonden, kennelijk tot uitdrukking gebracht dat het, overeenkomstig het verzoek van de raadsman, bij de strafoplegging rekening houdt met de omstandigheid dat de behandeling in hoger beroep lang op zich heeft laten wachten. Het Hof behoefde dan ook niet aan te geven welke straf het zonder overschrijding van de redelijke termijn zou hebben opgelegd.
2.4.2.
De klacht kan dus niet tot cassatie leiden.
2.5.
Ook voor het overige kan het middel niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu het middel in zoverre niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en W.F. Groos, in bijzijn van de waarnemend griffier S.C. Rusche, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
5 november 2013.