Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het eerste middel
3.Beoordeling van het tweede middel
4.Slotsom
5.Beslissing
5 november 2013.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 5 november 2013 uitspraak gedaan in een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De verdachte, geboren in 1987, had beroep in cassatie ingesteld via zijn advocaat, mr. R.J. Baumgardt. De Advocaat-Generaal P.C. Vegter had geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar alleen met betrekking tot de duur van de opgelegde gevangenisstraf, en tot vermindering daarvan. De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld aan de hand van twee middelen van cassatie. Het eerste middel werd verworpen, omdat het niet leidde tot cassatie en geen nadere motivering vereiste. Het tweede middel, dat betrekking had op de overschrijding van de redelijke termijn in de cassatiefase, werd gegrond bevonden. De Hoge Raad oordeelde dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM, was overschreden, omdat de stukken te laat door het Hof waren ingezonden. Dit leidde tot de conclusie dat de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf van elf jaren en zes maanden moest worden verminderd. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak, maar alleen wat betreft de duur van de gevangenisstraf, en bepaalde dat deze nu elf jaren en twee maanden bedraagt. Het beroep werd voor het overige verworpen.