ECLI:NL:HR:2013:1114

Hoge Raad

Datum uitspraak
5 november 2013
Publicatiedatum
5 november 2013
Zaaknummer
12/00127
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belediging via voicemail en de uitleg van 'in zijn tegenwoordigheid' volgens art. 266 Sr

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 5 november 2013 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De verdachte was beschuldigd van belediging van een aangeefster, die de beledigende woorden had vernomen via een voicemailbericht. De kern van de zaak draaide om de vraag of de belediging als 'in zijn tegenwoordigheid' kon worden aangemerkt, zoals bedoeld in artikel 266 van het Wetboek van Strafrecht. Het Hof had geoordeeld dat, onder bepaalde omstandigheden, ook als de beledigde niet fysiek aanwezig is, er toch sprake kan zijn van belediging in tegenwoordigheid, mits de belediging op een later tijdstip door de beledigde wordt vernomen. Dit oordeel werd door de Hoge Raad bevestigd, waarbij werd opgemerkt dat de aangeefster de belediging had gehoord tijdens het afluisteren van de voicemail. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof niet te ruim had uitgelegd wat 'in zijn tegenwoordigheid' betekent in de context van artikel 266 Sr. De Hoge Raad concludeerde dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak was overschreden, maar dat dit geen rechtsgevolg met zich meebracht gezien de opgelegde geldboete van € 120,-. Uiteindelijk werd het beroep van de verdachte verworpen.

Uitspraak

5 november 2013
Strafkamer
nr. 12/00127
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 4 oktober 2011, nummer 20/001536-10, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1982.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. J. Boksem, advocaat te Leeuwarden, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De waarnemend Advocaat-Generaal N. Jörg heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2.Beoordeling van het middel

2.1.
Het middel klaagt dat het Hof een te ruime uitleg heeft gegeven aan het delictsbestanddeel "in zijn tegenwoordigheid" in art. 266 Sr.
2.2.1.
Overeenkomstig de tenlastelegging is ten laste van de verdachte bewezenverklaard dat:
"zij op 17 september 2009 te Tilburg opzettelijk beledigend [verbalisant 1], in dier tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd "Vieze kankerhoer"."
2.2.2.
De bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
"1. Een proces-verbaal van aangifte van regiopolitie Midden en West Brabant, district Tilburg, Team Wilhelminapark, proces-verbaalnummer 2009165848-1, dossierpagina's 9 t/m 13, d.d. 17 september 2009 in de wettelijke vorm opgemaakt door [verbalisant 2], aspirant van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [verbalisant 1] en als relaas van bevindingen van de betreffende verbalisant, zakelijk weergegeven:
Tijdens deze aangifte, om 10.51 uur, kwam een voicemailbericht binnen op mijn telefoon. Ik heb jou, verbalisant, dit bericht laten horen. Het is [verdachte] die het bericht inspreekt. [verdachte] zegt in dit voicemailbericht het volgende: "Vieze kankerhoer. (...) Ik sta voor je huis en ik blijf voor je huis wachten. Iedereen van mijn mensen blijft op je wachten."
Opmerking verbalisant:
lk hoorde tijdens het opnemen van de aangifte dat een voicemailbericht binnenkwam op de telefoon van aangeefster met de tekst: "Vieze kankerhoer. (...) Ik sta voor je huis en ik blijf voor je huis wachten. Iedereen van mijn mensen blijft op je wachten."
Tijdens de aangifte wordt aangeefster gebeld door een huisgenoot met de mededeling dat [verdachte] voor de deur staat.
2. Een proces-verbaal "Klachte tegen natuurlijk persoon" van regiopolitie Midden en West Brabant, district Tilburg, Team Wilhelminapark, proces-verbaalnummer 2009165848-7, dossierpagina 14, d.d. 13 oktober 2009 in de wettelijke vorm opgemaakt door [verbalisant 3], inspecteur en hulpofficier van justitie, voor zover inhoudende als verklaring van [verbalisant 1], zakelijk weergegeven:
Ik, [verbalisant 1], wil een klacht indienen tegen
[verdachte]. De reden hiervoor is belediging gepleegd door [verdachte].
Ik verzoek u hierbij tegen [verdachte] een strafrechtelijke vervolging te doen instellen.
3. De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
U vraagt mij of het klopt dat ik [verbalisant 1] op 17 september 2009 via de voicemail heb uitgescholden voor vieze kankerhoer. Dat zou kunnen. Het is gewoon gebeurd."
2.2.3.
Het bestreden arrest houdt onder het hoofd "Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs" voorts het volgende in:
"Het hof is - met de rechter in eerste aanleg en de advocaat-generaal - van oordeel dat het uiten van beledigende woorden per voicemail opgevat kan worden als het in iemands tegenwoordigheid mondeling beledigende woorden toevoegen. In de rechtspraak is eerder bepaald dat sprake is van een belediging in tegenwoordigheid van de beledigde indien per telefoon wordt beledigd (Rb. Amsterdam 18 december 1913, NJ 1914, 246). Door het inspreken van een voicemailbericht (met een beledigend karakter, zie hierna) heeft de verdachte kennelijk de vooropgezette bedoeling gehad om deze uitlatingen op een later moment te laten vernemen. Ook in dat geval is naar het oordeel van het hof sprake van belediging in tegenwoordigheid van de ontvanger: deze verneemt de woorden rechtstreeks van de belediger, zij het - vermoedelijk - na enig tijdsverloop."
2.3.
Art. 266, eerste lid, Sr luidt als volgt:
"Elke opzettelijke belediging die niet het karakter van smaad of smaadschrift draagt, hetzij in het openbaar mondeling of bij geschrift of afbeelding, hetzij iemand, in zijn tegenwoordigheid mondeling of door feitelijkheden, hetzij door een toegezonden of aangeboden geschrift of afbeelding, aangedaan, wordt, als eenvoudige belediging, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie."
2.4.
De tenlastelegging is toegesneden op art. 266, eerste lid, Sr. Daarom moeten de in de tenlastelegging voorkomende woorden "in zijn tegenwoordigheid" geacht worden aldaar te zijn gebezigd in dezelfde betekenis als daaraan toekomt in die bepaling.
2.5.
Het oordeel van het Hof dat onder omstandigheden sprake kan zijn van belediging van iemand "in zijn tegenwoordigheid mondeling aangedaan" indien de beledigde niet in de fysieke nabijheid verkeert van degene die beledigt of de beledigde die belediging eerst op een later tijdstip verneemt dan dat zij is gedaan, is, gelet op doel en strekking van art. 266, eerste lid, Sr, juist.
In dit geval heeft de aangeefster de belediging vernomen bij het afluisteren van de voicemail waarop de verdachte deze had ingesproken. Gelet op het vorenstaande heeft het Hof met zijn oordeel dat de belediging de aangeefster aldus in haar tegenwoordigheid mondeling is aangedaan, niet een te ruime uitleg gegeven aan art. 266, eerste lid, Sr.
2.6.
Het middel faalt.

3.Ambtshalve beoordeling van de bestreden uitspraak

De Hoge Raad doet uitspraak nadat meer dan twee jaren zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Dat brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM is overschreden. Gelet op de aan de verdachte opgelegde geldboete van € 120,-, subsidiair 2 dagen hechtenis, en de mate waarin de redelijke termijn is overschreden, is er geen aanleiding om aan het oordeel dat de redelijke termijn is overschreden enig rechtsgevolg te verbinden en zal de Hoge Raad met dat oordeel volstaan.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en J. de Hullu, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken op
5 november 2013.