2.2.Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
"1. Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] d.d. 27 mei 2009 doorgenummerde pagina's 437 en 438, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende:
Ik ben ambulancechauffeur en was op 26 mei 2009 aan het werk met mijn collega [getuige 2] in de [a-straat] te Waalwijk om hulp te verlenen bij mensen die ten gevolge van brand gewond waren geraakt.
Wij kwamen daar aan en ik zag rookontwikkeling van vooraf gezien rechts achteraan bij de carport.
Vooraan op de carport zag ik een vrouw. Zij schreeuwde het uit. Zij zag helemaal zwart. Haar huid was over haar gehele lichaam en gezicht ernstig verbrand. Ik zag achteraan op de carport een man staan. Ik zag dat de man die achterop de carport stond ook helemaal zwart geblakerd was.
Toen ik mevrouw zuurstof gaf, hoorde ik haar zeggen dat haar man het huis in de fik had gezet.
2. Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] d.d. 2 juni 2009, doorgenummerde pagina's 440-443, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende:
Ik ben ambulanceverpleegkundige bij de Regionale Ambulance Voorziening Midden en West Brabant. Op 26 mei 2009 had ik dienst met [getuige 1]. Wij kregen de melding:
"Woningbrand met een slachtoffer dat op het dak ligt en dreigt te springen". De brand was in de [a-straat] te Waalwijk.
Ik zag een zwart geblakerde mevrouw die op het dak van de carport lag te schreeuwen. De man zag ik op het dak van de woning staan.
Wij troffen een helemaal zwart geblakerde vrouw van top tot teen. Ze zei: "Mijn man heeft dit gedaan". Toen zei ze: "Mijn man heeft mij overgoten met benzine en in brand gestoken". Ze herhaalde het nog een keer: "Mijn man heeft mij overgoten met benzine en in brand gestoken".
3. Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 3] d.d. 28 mei 2009, doorgenummerde pagina's 451-453, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende:
Ik ben als vrijwillige brandweerman werkzaam bij de brandweer van Waalwijk. Op 26 mei 2009 kreeg ik op mijn pager de melding van een binnenbrand op de [a-straat]. Samen met onder meer [getuige 4] ben ik daar naar toe gereden.
Toen wij daar aankwamen en ik naar het pand keek, zag ik dat er over de rand van de carport een been bungelde. Ik zag meteen dat er een mens op dat dakje lag. Ik ben naar boven gelopen en ik zag dat het een vrouw was die daar lag. De vrouw is door ambulancemedewerkers opgevangen.
Ik zag een man op het dakterras van de carport staan. We wilden via het naastgelegen huis naar de zijkant van het pand gaan. Toen we met de ladder bij de buren in de gang stonden werd naar ons geroepen dat wij terug moesten komen. We zijn omgedraaid en toen zag ik dat die man op het dak van de carport stond.
Beneden hebben wij hem op het trottoir gelegd. Hij was ook ernstig verbrand.
Toen hij op de grond lag zei hij onder meer:
- "Ik heb de boel aangestoken.
- Mijn kinderen hebben mij kapot gemaakt.
- Links staat een kluis, daar ligt een afscheidsbrief in."
4. Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 4] d.d. 28 mei 2009, doorgenummerde pagina's 454 en 455, voor zover - zakelijk weergegeven -inhoudende:
Ik ben als vrijwillige brandweerman werkzaam bij de brandweer van Waalwijk. Op 26 mei 2009 kreeg ik op mijn pager de alarmmelding: "binnenbrand [a-straat]". Ik reed er met de hoogwerker naar toe.
Ik zag een vrouw die op het randje van de carport lag en een man die boven op het dakterras op de reling van het terras leunde. Beide mensen waren erg zwart verbrand. Beneden kwam de man met zijn hoofd rustend op mijn bovenbenen te liggen. Hij zei onder meer:
- "Mijn kinderen hebben me kapot gemaakt.
- Links staat een kluis, daar ligt een afscheidsbrief in.
- Ik heb alles aangestoken."
5. Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 5] d.d. 28 mei 2009, doorgenummerde pagina's 456-458, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende:
Ik ben als vrijwillige brandweerman werkzaam bij de brandweer van Waalwijk. Op 26 mei 2009 kreeg ik op mijn pager de alarmmelding: "binnenbrand [a-straat]".
Ik ben in de tankautospuit gestapt en wij zijn met zes personen naar de brand gereden.
Toen ik bij dat adres de oprit opliep, zag ik dat er een carport was en dat daarop een persoon lag. Ik zag dat deze zwart geblakerd was. Verder zag ik een persoon op het dakterras zitten. Een collega en ik zijn naar binnen gegaan.
We zijn de trap op gegaan. Voor mij aan de rechterkant heb ik een deur opengemaakt en ik had daar vrij zicht. Ik zag door de ruit dat die man nog steeds op het dakterras zat. Rechtdoor in de gang zat een deur op slot. Mijn collega heeft die gesloten deur ingetrapt. In die ruimte was volop rook en ik zag vuur.
Opvallend was voor mij die deur die boven op slot zat, dat was de deur die ons toegang tot de man op het dakterras gegeven zou hebben.
6. Het proces-verbaal van bevindingen van de politieambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2] d.d. 26 mei 2009, doorgenummerde pagina's 313-316, voor zover
– zakelijk weergegeven - inhoudende:
Op 26 mei 2009 kregen wij de melding van een brand in een woning aan de [a-straat 1] te Waalwijk. Ter plaatse troffen wij een vrouw, [slachtoffer], aan op de grond voor de woning. Zij werd op dat moment behandeld door de medewerkers van de ambulancedienst. Ik verbalisant [verbalisant 1], ben naar het slachtoffer gelopen.
Ik zag dat de vrouw ernstig gewond was aan haar armen, benen en gezicht. Ik vroeg aan de vrouw wat er gebeurd was. Ik hoorde de vrouw zeggen dat haar man haar overgoten had met benzine en haar in brand had gestoken. De vrouw vertelde mij dat haar man ook het huis in brand had gestoken. De vrouw deelde mij mede dat haar man haar wilde vermoorden.
Ik, verbalisant [verbalisant 1], ben vervolgens naar een steegje gelopen. Ik zag een man op de grond liggen. Ik zag dat de man brandwonden had. Ik vroeg aan de man wat er gebeurd was. Ik hoorde de man zeggen dat hij van zijn vrouw hield, maar dat het niet verder kon. Ik hoorde de man zeggen dat hij haar in brand had gestoken en ook het huis in brand had gestoken. De man deelde mij mede dat zij dood moest.
7. Het proces-verbaal van verhoor van aangeefster [slachtoffer] d.d. 4 augustus 2009, doorgenummerde pagina's 258-261, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende:
Door ons, verbalisanten, gestelde vragen zullen voorafgegaan worden door "V1:"([verbalisant 3]) en "V2:" ([verbalisant 4]). Het antwoord van de getuige zal voorafgegaan worden door "C:".
V1 : Wat wil je aan ons kwijt.
C: [verdachte] (Het hof begrijpt verdachte) belde mij op. Hij zei: "Je moet even komen, want je moet iets tekenen." Ik zei toen: "Ja, moet dat nou dan per se?". Hij zei: "Ja, ja dat moet per se". Ik ben daarnaar toe gegaan. Ik kwam binnen en zei: "Nou waar is het?". Hij zei: "Ja, euh, kom maar het ligt op kantoor". Ik zei: "Haal het maar hier naar de gang toe". Hij zei: "Nee, je moet mee naar kantoor". Nou, toen liep ik mee naar het kantoor en toen zei hij van: "Wil je dat even...dit moet je tekenen". Toen las ik het, maar kon er eigenlijk niet goed uit opmaken wat het betekende en zo, dus ik zei: "Nou ik wil het even op mijn gemak bekijken voor ik iets teken." Hij zei: "Nee, en je tekent nou". Ik zei: "Ik teken niet" en "Dan ga ik". Toen hield hij mij tegen en zei: "Ik niks dan jij ook niks". Toen had hij een kan benzine en die stak hij aan. Van te voren deed hij nog de deur op slot. Ik zei: "Hé, doe de deur eens open". Hij zei: "Nee, eerst tekenen". Toen heb ik gezegd: "Nou, dan ga ik bellen". Toen had ik de telefoon maar hij pakte die telefoon en die gooide hij naar buiten over het balkon heen. Nou toen pakte hij de benzine en stak hij het aan.
8. Het proces-verbaal van verhoor van aangeefster [slachtoffer] d.d.11 augustus 2009, doorgenummerde pagina's 264-277, voor zover – zakelijk weergegeven - inhoudende:
De door ons, verbalisanten, gestelde vragen zullen voorafgegaan worden door "V1:" ([verbalisant 3]) en
"V2:" ([verbalisant 4]). Het antwoord van de getuige zal voorafgegaan worden door "C:".
V1: Kunt U, even voor de algemene beeldvorming, even omschrijven dat als wij daar aankomen bij het pand, hoe het er dan uitziet?
C: Ik kwam aanrijden, dan heb ik mijn auto achteruit de oprit ingereden.
"V1: Hoe bent u toen naar binnen gegaan?
C: Met de sleutel zelf.
V1: Wij weten hoe het zit, maar iemand die niets van de situatie weet, begrijpt niet, waar je dan terecht komt en hoe je dan verder het huis in moet.
C: De deur open en dan kom je in een hal. Dan open je weer een deur en dan is daar een trap naar boven. Dat is eigenlijk de woning.
V1: Binnen kunt u de trap omhoog, dat heeft u gedaan, u bent naar boven gegaan.
C: Ja en daar stond ik bij dat tafeltje waar we het over hadden en daar stond verdachte ook. Ik dacht, nou dan blijf ik mooi hier staan. Ik zei tegen [verdachte]: "Nou pak die rekening maar dan kan ik tekenen". Ik dacht: "Dan kan ik hier weg". Toen zei hij: "Kom even mee naar kantoor". Ik zei: "Nee, breng maar mee naar hier". Hij zei: "Nee, kom maar even mee naar kantoor". Toen ben ik meegelopen naar kantoor en toen heeft hij mij vastgepakt en gezegd: "Nou moet je tekenen".
V1: U zegt van: "Mag ik mee naar kantoor". Kunt u dat uitleggen. Boven aan deze trap waar ligt het kantoor dan?
C: Als je de trap op komt dan staat daar het tafeltje. Dan ga ik naar de keuken en dan een wat langere gang en dan achteraan.
V2: Zou u het aan kunnen geven met links en rechts als u boven aan de trap komt.
C: Als je boven aan de trap staat, dan ga je links naar het kantoor.
V1: Hoe kom ik in het kantoor, als je linksaf loopt?
C: Ja. Dan loop je de gang door en dan is aan de linkerkant het washok, aan de rechterkant twee slaapkamers, die loop je voorbij en dan kom je zo in het kantoor.
V1: Maar in ieder geval zegt u: "ik wilde niet tekenen, ik wilde het nog even rustig bekijken".
C: Ja.
V1: U heeft dat tegen hem gezegd. Hoe reageert hij daar dan op.
C: Boos. Het moest. Hij zei: Ja, je moet tekenen. Ik zei: "Ik moet niks". Toen trok hij mij mee overeind en toen...met die benzine.
V1: Probeert u het zich goed te herinneren, stapje voor stapje.
C: Toen trok hij mij eigenlijk zo mee, van het bureau af. Toen stonden wij eigenlijk een beetje tussen het bureau, waar ik gezeten had, en de deur. Toen pakte hij die kan en toen gooide hij op de grond en toen stak hij het aan.
V1: U zegt: "Hij strooit benzine op de grond".
C: Ja, het is een houten vloer.
V1: Waar strooit hij het op de grond?
C: Voor mijn voeten.
V1: Vervolgens, zegt u, steekt hij dat aan. Wat gebeurt er dan?
C: We vliegen alle twee in brand.
V1: U zei dat de deur naar de gang, dat die op slot was. Wanneer is die op slot gegaan?
C: Die heeft hij op slot gedaan meteen de eerste keer toen ik mee naar kantoor kwam.
V1: Toen heeft hij achter u de deur naar de gang dicht gedaan en op slot?
C: Ja.
V1: Hoe gaat die deur op slot?
C: Gewoon met de sleutel.
V1: Is die deur altijd op slot?
C: Nee nooit. Er zit ook nooit een sleutel op."
9. Het proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 2 december 2009 doorgenummerde pagina's 167-208, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende:
Met de letters Vd wordt in deze verslaglegging bedoeld, de verdachte.
Met de letter V2 wordt in deze verslaglegging bedoeld, verhoorster [verbalisant 5].
Vd: Op 6 februari 2010 zouden [slachtoffer] en ik 45 jaar getrouwd zijn.
Vd: Dat ik heel veel spijt heb. Want ik moet het gedaan hebben. Want [slachtoffer] heeft het niet gedaan.
V2: Maar ik ben er niet bij geweest.
Vd: Nee.. Ik geloof mijn vrouw.
V2: Wat gelooft u van haar verklaring?
Vd: Dat ik het huis in brand heb gestoken en dat zij daar ook bij in de brand is geraakt.
(...)
15. Het proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door de politieambtenaar [verbalisant 6] d.d. 27 mei 2009, doorgenummerde pagina's 36 en 37, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende:
Door de collega's [verbalisant 7] en [verbalisant 8], van de unit Forensisch Technisch Onderzoek werd op de eerste verdieping van het perceel [a-straat 1] te Waalwijk een kluis aangetroffen. De inhoud werd aan mij overgedragen. De inhoud van de kluis betrof (onder meer) een brief gedateerd 25 mei 2009 in een plastic insteekhoes.
16. Een geschrift, zijnde een kopie van voornoemde brief van 25 mei 2009, doorgenummerde pagina 38, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende:
Waalwijk 25 mei 2009
Waarde zoon en naamgenoot [betrokkene]
[...]
Je kunt nu alles erven, als er nog iets over is, succes ermee. Het gaat goed met je verdere leven. Voor mij heeft dit leven geen zin meer. Geen vrouw meer, mijn liefde voor haar kapot gemaakt, geen kinderen meer, geen kleinkinderen meer en sinds zaterdagavond ook geen familie meer van [slachtoffer] [...]
Je vader
(...)"