ECLI:NL:HR:2013:1103

Hoge Raad

Datum uitspraak
1 november 2013
Publicatiedatum
4 november 2013
Zaaknummer
13/03994
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep in cassatie inzake navorderingsaanslagen inkomstenbelasting

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 1 november 2013 uitspraak gedaan over het beroep in cassatie van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant. Het beroep betreft navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor de jaren 1994 en 1995. De Rechtbank had op 21 juni 2013 uitspraak gedaan, en een afschrift daarvan was op 1 juli 2013 aangetekend aan partijen verzonden. Het beroepschrift in cassatie is echter pas op 14 augustus 2013 bij de Hoge Raad ingediend, wat buiten de wettelijke termijn van zes weken viel, zoals vastgesteld in artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Hoge Raad heeft vastgesteld dat het beroepschrift niet tijdig is ingediend, ook niet in de zin van artikel 6:9, lid 2, Awb.

De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende op 26 augustus 2013 per aangetekende brief in de gelegenheid gesteld om te verklaren waarom de beroepstermijn was overschreden. Belanghebbende heeft echter van deze gelegenheid geen gebruik gemaakt. Gezien deze omstandigheden heeft de Hoge Raad geoordeeld dat het beroep in cassatie niet-ontvankelijk moet worden verklaard.

Wat betreft de proceskosten heeft de Hoge Raad geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten. De beslissing van de Hoge Raad is openbaar uitgesproken op 1 november 2013, en het arrest is gewezen door de raadsheer C. Schaap als voorzitter, samen met de raadsheren P.M.F. van Loon en M.A. Fierstra, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren.

Uitspraak

1 november 2013
nr. 13/03994
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de
Rechtbank Zeeland-West-Brabantvan 21 juni 2013, nrs. AWB 12/6011 en AWB 12/6012, betreffende de aan belanghebbende over de jaren 1994 en 1995 opgelegde navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

Blijkens een door de griffier van de Rechtbank op de uitspraak van de Rechtbank gestelde aantekening is een afschrift van die uitspraak aangetekend aan partijen verzonden op 1 juli 2013.
Blijkens een door de griffier van de Hoge Raad op het beroepschrift in cassatie gestelde aantekening is dit beroepschrift op 14 augustus 2013 ter griffie van de Hoge Raad binnengekomen.
Het beroepschrift in cassatie is derhalve niet ontvangen binnen de in artikel 6:7 Awb gestelde termijn van zes weken, die in het onderhavige geval eindigde op 12 augustus 2013. Het is evenmin tijdig ingediend in de zin van artikel 6:9, lid 2, Awb.
De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij aangetekende brief van 26 augustus 2013, die volgens de gegevens van Track&Trace van PostNL is afgeleverd op het door belanghebbende opgegeven adres, in de gelegenheid gesteld mee te delen waarom de beroepstermijn is overschreden. Belanghebbende heeft van deze gelegenheid geen gebruik gemaakt.
Gelet op het hiervoor overwogene moet het beroep in cassatie niet-ontvankelijk worden verklaard.

2.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer C. Schaap als voorzitter, en de raadsheren P.M.F. van Loon en M.A. Fierstra, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 1 november 2013.