Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
2 juli 2013.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, gedateerd 29 augustus 2011, met nummer 23/003428-10. De verdachte, geboren in 1972, heeft beroep ingesteld tegen de uitspraak van het hof. De plaatsvervangend Advocaat-Generaal bij het Hof, H.H.J. Knol, heeft een middel van cassatie voorgesteld, dat aan het arrest is gehecht. De Advocaat-Generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep, waarbij hij stelde dat het middel niet tot cassatie kan leiden. Dit is gebaseerd op artikel 81, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO), dat bepaalt dat geen nadere motivering nodig is wanneer het middel niet leidt tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
De Hoge Raad heeft op 2 juli 2013 uitspraak gedaan en het beroep verworpen. De beslissing is genomen door de raadsheer H.A.G. Splinter-van Kan als voorzitter, samen met de raadsheren Y. Buruma en N. Jörg. De uitspraak vond plaats ter openbare terechtzitting, waarbij de waarnemend griffier S.P.J. Lugtenburg aanwezig was. Dit arrest bevestigt de eerdere uitspraak van het Gerechtshof en onderstreept de toepassing van de relevante juridische normen in het strafrecht.