Uitspraak
gevestigd te Amsterdam,
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
3.Beoordeling van de ontvankelijkheid
4.Beslissing
1 november 2013.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 1 november 2013 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen Continental Automaten B.V. en de vereniging Van-Speelautomaten Branche-organisatie. Continental, gevestigd te Amsterdam, heeft cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof te Amsterdam van 18 december 2012. Dit arrest volgde op eerdere vonnissen van de rechtbank Amsterdam en eerdere arresten van het hof. De zaak betreft een geschil over de betaling van contributie aan de branche-organisatie.
De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de Procureur-Generaal heeft gepleit voor niet-ontvankelijkheid van het cassatieberoep op basis van artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO). De Hoge Raad oordeelde dat de klachten van Continental geen behandeling in cassatie rechtvaardigen, omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard en Continental veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van Van begroot zijn op nihil. Deze uitspraak benadrukt het belang van voldoende belang bij het instellen van cassatie en de toepassing van artikel 80a RO in civiele zaken.