ECLI:NL:HR:2013:1081

Hoge Raad

Datum uitspraak
1 november 2013
Publicatiedatum
31 oktober 2013
Zaaknummer
12/04788
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging arbeidsovereenkomst met advocaat-stagiaire en uitleg studiekostenbeding

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 1 november 2013 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van verzoekster, een advocaat-stagiaire, tegen een arrest van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De zaak betreft de beëindiging van de arbeidsovereenkomst van verzoekster en de uitleg van een studiekostenbeding. Verzoekster had eerder in de feitelijke instanties, waaronder vonnissen van de kantonrechter te Maastricht en een arrest van het hof, haar standpunt naar voren gebracht. Het hof had in zijn arrest van 26 juni 2012 geoordeeld over de rechtsgeldigheid van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst en de vraag of er sprake was van onverschuldigd betaald loon. Verzoekster heeft beroep in cassatie ingesteld tegen dit arrest, maar de Hoge Raad heeft geoordeeld dat de klachten in het cassatiemiddel niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelde dat de aangevoerde klachten geen nadere motivering behoeven, omdat ze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en verzoekster in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, die aan de zijde van verweerder op nihil zijn begroot.

Uitspraak

1 november 2013
Eerste Kamer
nr. 12/04788
TT
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[verzoekster],
gevestigd te [vestigingsplaats],
VERZOEKSTER tot cassatie,
advocaten: mr. J.A.M.A. Sluysmans en mr. R.L. de Graaff,
t e g e n
[verweerder],
wonende te [woonplaats], Curaçao,
VERWEERDER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [verzoekster] en [verweerder].

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak 381707\CV EXPL 10-2657 van de kantonrechter te Maastricht van 5 januari 2011 en 22 juni 2011;
b. het arrest in de zaak HD 200.090.384 van het gerechtshof te ′s-Hertogenbosch van 26 juni 2012.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof heeft [verzoekster] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen [verweerder] is verstek verleend.
De zaak is voor [verzoekster] toegelicht door haar advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal G.R.B. van Peursem strekt tot verwerping.
De advocaat van [verzoekster] heeft bij brief van 27 september 2013 op die conclusie gereageerd.

3.Beoordeling van het middel

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [verzoekster] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de vice-president E.J. Numann als voorzitter en de raadsheren C.A. Streefkerk, A.H.T. Heisterkamp, M.A. Loth en M.V. Polak, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.A. Loth op
1 november 2013.