Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
2 juli 2013.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, gedateerd 12 juli 2011, met nummer 23/000367-10. De verdachte, geboren in 1960, heeft het beroep ingesteld via zijn advocaat, mr. J. Boksem, die een middel van cassatie heeft voorgesteld. De Advocaat-Generaal, G. Knigge, heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De Hoge Raad heeft het middel beoordeeld en geconcludeerd dat het niet tot cassatie kan leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO), dat stelt dat een nadere motivering niet nodig is wanneer het middel niet leidt tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad op 2 juli 2013 het beroep verworpen. Het arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, samen met de raadsheren J. Wortel en N. Jörg, en in aanwezigheid van de waarnemend griffier E. Schnetz. De uitspraak is gepubliceerd onder ECLI:NL:HR:2013:108.