Uitspraak
wonende te [woonplaats],
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van de ontvankelijkheid
4.Beslissing
12 juli 2013.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 juli 2013 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van de verzoekster, die een verzoek had ingediend tot toelating tot de schuldsaneringsregeling. De verzoekster, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. P.J.Ph. Dietz de Loos, had eerder een vonnis van de rechtbank Amsterdam en een arrest van het gerechtshof te Amsterdam aangevochten. De rechtbank had op 29 januari 2013 in een eerdere zaak een vonnis gewezen, en het hof had op 23 mei 2013 een arrest uitgesproken. De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling de ontvankelijkheid van het cassatieberoep onderzocht. De Procureur-Generaal had geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid op basis van artikel 80a lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO). De Hoge Raad oordeelde dat de klachten van de verzoekster geen behandeling in cassatie rechtvaardigden, omdat zij klaarblijkelijk onvoldoende belang had bij het cassatieberoep. De Hoge Raad heeft daarom het beroep niet-ontvankelijk verklaard. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken door raadsheer M.A. Loth.