Uitspraak
[X] ltdte
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de
Rechtbank Den Haagvan 2 april 2013, nr. SGR 12/4682, betreffende de aan belanghebbende voor het jaar 2012 opgelegde aanslag in de zuiveringsheffing.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 25 oktober 2013 uitspraak gedaan over het beroep in cassatie van [X] ltd tegen een uitspraak van de Rechtbank Den Haag. Het beroep betreft de aan belanghebbende opgelegde aanslag in de zuiveringsheffing voor het jaar 2012. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de griffier van de Hoge Raad belanghebbende op 4 juli 2013 heeft gewezen op de verschuldigdheid van griffierecht en een termijn van vier weken heeft gesteld voor de betaling. Deze brief werd echter wegens onbestelbaarheid teruggezonden. Vervolgens is de brief per gewone post verzonden naar het door belanghebbende opgegeven adres, maar het griffierecht is niet voldaan.
Op 6 augustus 2013 heeft de griffier belanghebbende opnieuw in de gelegenheid gesteld om te reageren op het niet tijdig betalen van het griffierecht. Ook deze brief werd teruggezonden wegens onbestelbaarheid, waarna adresverificatie heeft plaatsgevonden en de brief opnieuw per gewone post is verzonden. Belanghebbende heeft echter niet gereageerd op deze oproep.
De Hoge Raad heeft op basis van artikel 8:41, lid 6, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) geoordeeld dat het beroep in cassatie niet-ontvankelijk moet worden verklaard. De Hoge Raad heeft geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten. De beslissing van de Hoge Raad is openbaar uitgesproken op 25 oktober 2013.