Uitspraak
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
25 oktober 2013.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 25 oktober 2013 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door [eiseres] tegen INALFA ROOF SYSTEMS B.V. De zaak betreft de vraag of de vennootschap vorderingsgerechtigd is en de stelplicht met betrekking tot het aanbod van getuigenbewijs. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen en arresten die in de feitelijke instanties zijn gewezen, waaronder vonnissen van de rechtbank Roermond en arresten van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de klachten die in het cassatiemiddel zijn aangevoerd, niet tot cassatie kunnen leiden. Dit is in overeenstemming met artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat bepaalt dat de Hoge Raad niet verplicht is om nadere motivering te geven als de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep van [eiseres] verworpen en haar in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, die aan de zijde van de verweerder zijn begroot op nihil. De uitspraak is openbaar uitgesproken door raadsheer M.A. Loth.