ECLI:NL:HR:2013:101

Hoge Raad

Datum uitspraak
12 juli 2013
Publicatiedatum
16 juli 2013
Zaaknummer
13/00308
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over de vraag of een vaste aanneemsom is overeengekomen en aanspraak op betaling van een redelijke prijs

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 juli 2013 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure. De zaak betreft een geschil tussen [eiser] en [verweerder] over de vraag of er een vaste aanneemsom is overeengekomen en of [eiser] aanspraak kan maken op betaling van een redelijke prijs in de zin van artikel 7:752 van het Burgerlijk Wetboek. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen en arresten die in de feitelijke instanties zijn gewezen, waaronder een arrest van het hof van 25 september 2012.

De Hoge Raad heeft vastgesteld dat [eiser] beroep in cassatie heeft ingesteld tegen het arrest van het hof, waarbij verstek is verleend tegen [verweerder]. De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Spier strekt tot verwerping van het cassatieberoep, met toepassing van artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. De advocaat van [eiser] heeft gereageerd op deze conclusie.

De Hoge Raad heeft de klachten die in het middel zijn aangevoerd, niet gegrond bevonden. De Hoge Raad oordeelt dat deze klachten niet tot cassatie kunnen leiden en dat er geen nadere motivering nodig is, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

In de beslissing heeft de Hoge Raad het beroep verworpen en [eiser] veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van [verweerder] zijn begroot op nihil. Dit arrest is openbaar uitgesproken door raadsheer M.A. Loth.

Uitspraak

12 juli 2013
Eerste Kamer
nr. 13/00308
EE
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. M.E. Bruning,
t e g e n
[verweerder],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] en [verweerder].

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
de vonnissen in de zaak 264108/HA ZA 06-1374 van de rechtbank ’s-Gravenhage van 21 juni 2006, 14 februari 2007, 13 juni 2007, 3 oktober 2007, 23 januari 2008, 28 april 2010 en 26 januari 2011 ;
de arresten in de zaak 200.085.571/01 van het gerechtshof te ’s-Gravenhage van 26 juli 2011, 13 december 2011 en 25 september 2012.
Het arrest van het hof van 25 september 2012 is aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof van 25 september 2012 heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld.
De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen [verweerder] is verstek verleend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Spier strekt tot verwerping van het cassatieberoep met toepassing van art. 81 lid 1 RO.
De advocaat van [eiser] heeft bij brief van 19 juni 2013 op die conclusie gereageerd.

3.Beoordeling van het middel

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren C.A. Streefkerk, als voorzitter, A.H.T. Heisterkamp en M.V. Polak, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.A. Loth op
12 juli 2013.