ECLI:NL:HR:2012:BY6178
Hoge Raad
- Cassatie
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- C.E. Drion
- M.V. Polak
- J.C. van Oven
- Rechtspraak.nl
Cassatie in een Bopz-zaak betreffende gevaar als bedoeld in de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 december 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die voortvloeide uit een beschikking van de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft een verzoek tot cassatie van een betrokkene, die in deze context wordt aangeduid als verzoekster. De advocaat van de verzoekster was mr. G.E.M. Later. De officier van justitie in het arrondissement Amsterdam was de verweerder in cassatie, maar deze is niet verschenen in de procedure. De Hoge Raad verwijst naar de beschikking van de rechtbank, die op 5 juli 2012 is gegeven in de zaak met nummer 518078/FA RK 12-4290. De rechtbank had in deze beschikking geoordeeld over de toepassing van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (Wet Bopz), specifiek over de vraag of er sprake was van gevaar zoals bedoeld in artikel 2, lid 2 van deze wet.
De Hoge Raad heeft de klachten die in het cassatierekest zijn aangevoerd, beoordeeld. De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer was dat het beroep tot cassatie moest worden verworpen. De Hoge Raad oordeelde dat de in het middel aangevoerde klachten niet tot cassatie konden leiden. Dit oordeel werd onderbouwd met de overweging dat, gezien artikel 81, lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO), geen nadere motivering nodig was, omdat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, en deze beschikking is openbaar uitgesproken door raadsheer J.C. van Oven. De uitspraak heeft implicaties voor de toepassing van de Wet Bopz en de beoordeling van gevaar in psychiatrische contexten.