ECLI:NL:HR:2012:BY6143

Hoge Raad

Datum uitspraak
14 december 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
12/03219
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing toelatingsverzoek schuldsaneringsregeling wegens psychische toestand en ontbrekende verklaring hulpverlener

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 december 2012 uitspraak gedaan in het kader van een cassatieprocedure. De verzoeker, die lijdt aan een psychische stoornis en arbeidsongeschikt is, had een verzoek ingediend bij de rechtbank om toegelaten te worden tot de schuldsaneringsregeling. De rechtbank heeft dit verzoek afgewezen, en het gerechtshof heeft deze afwijzing bekrachtigd. De afwijzing was gebaseerd op het ontbreken van een verklaring van een hulpverlener die bevestigde dat de psychosociale problemen van de verzoeker beheersbaar waren. Dit is in strijd met de vereisten van de 'Landelijk uniforme beoordelingscriteria toelating schuldsaneringsregeling'. De Hoge Raad heeft de conclusie van de Advocaat-Generaal gevolgd, die tot vernietiging van de bestreden uitspraak strekte.

De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de verzoeker een totale schuldenlast van € 58.202,43 heeft en dat hij sinds 2009 onder beschermingsbewind staat. Ondanks zijn inspanningen om aan de eisen van de schuldsaneringsregeling te voldoen, heeft het hof geoordeeld dat er onvoldoende bewijs was dat de verzoeker in staat was om zijn verplichtingen na te komen. De Hoge Raad heeft de argumenten van de verzoeker, waaronder een verklaring van een begeleidende organisatie, niet overtuigend genoeg geacht om de beslissing van het hof te weerleggen. Het hof had terecht geoordeeld dat toelating tot de schuldsaneringsregeling in dit stadium een reëel risico met zich meebracht dat de regeling voortijdig beëindigd zou worden, wat zou leiden tot een uitsluiting van een nieuwe aanvraag voor een periode van tien jaar.

Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep van de verzoeker verworpen, waarmee de afwijzing van zijn verzoek om toelating tot de schuldsaneringsregeling in stand is gebleven.

Uitspraak

14 december 2012
Eerste Kamer
12/03219
EE/DH
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Verzoeker],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. P.J.Ph. Dietz de Loos.
Verzoeker tot cassatie zal hierna ook worden aangeduid als [verzoeker].
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het vonnis in de zaak 410917/FT RK 12.91 van de rechtbank ´s-Gravenhage van 8 maart 2012,
b. het arrest in de zaak 200.103.729/01 van het gerechtshof te ´s-Gravenhage van 26 juni 2012.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [verzoeker] beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak.
3. Beoordeling van het middel
3.1 In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
(i) [Verzoeker] heeft bij de rechtbank een verzoekschrift ingediend om te worden toegelaten tot de schuldsaneringsregeling.
(ii) Volgens de verklaring ex art. 285 Fw heeft [verzoeker] een totale schuldenlast van € 58.202,43.
(iii) [Verzoeker] is geruime tijd onder behandeling voor een psychische stoornis op grond waarvan hij arbeidsongeschikt is.
3.2 De rechtbank heeft het verzoek van [verzoeker] om toelating tot de schuldsaneringsregeling afgewezen.
Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bekrachtigd. Het heeft daarbij gewezen op het ontbreken van een verklaring van een hulpverlener of een hulpverlenende instantie inhoudende dat de psychosociale problemen waaraan [verzoeker] lijdt al enige tijd beheersbaar zijn, in die zin dat [verzoeker] zich in maatschappelijk opzicht staande weet te houden en voldoende hulp of een voldoende sociaal vangnet aanwezig is. Het hof heeft daarbij in aanmerking genomen dat paragraaf 5.4.3 van de "Landelijk uniforme beoordelingscriteria toelating schuldsaneringsregeling" (een bijlage bij het Proces-reglement verzoekschriftprocedures insolventiezaken rechtbanken) een zodanige verklaring eist en heeft acht geslagen op een overgelegd medisch advies van 21 mei 2012. Volgens het hof is ook anderszins onvoldoende aannemelijk geworden dat [verzoeker] op dit moment in staat is om zijn uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen over een langere termijn naar behoren na te komen en dat hij zich blijvend zal inspannen om zoveel mogelijk baten voor de boedel te verwerven (rov. 5).
3.3 Het middel wijst op de voor het hof overgelegde verklaring van Palier, een organisatie die [verzoeker] intensief begeleidt teneinde diens woon- en leefsituatie te stabiliseren. In die verklaring staat onder meer dat [verzoeker] goed is ingesteld op medicatie en trouw is aan zijn behandeling en begeleiding, dat [verzoeker] zich inspant om het beste uit zijn behandeling te halen, dat de schulden zorgen voor enorm veel druk en een belemmering vormen voor verdere begeleiding en behandeling, dat [verzoeker] zich de afgelopen vier jaren goed heeft ingezet om te voldoen aan de strenge eisen van de WSNP, dat [verzoeker] sinds 2009 onder beschermingsbewind staat, geen nieuwe schulden heeft gemaakt en zich heeft gehouden aan alle afspraken, dat hij probeert te leven van € 50,-- per week zodat er meer overblijft voor de schuldeisers, en dat hij ondanks zijn arbeidsongeschiktheid pogingen heeft ondernomen om aan een betaalde baan te komen. Het middel klaagt onder meer dat het hof tegen de achtergrond van deze verklaring zijn beslissing onvoldoende heeft gemotiveerd.
3.4 Het middel faalt. Het oordeel van het hof is gebaseerd op zijn vaststelling van de psychische toestand van [verzoeker] en van het ontbreken van een verklaring van een hulpverlener als bedoeld in paragraaf 5.4.3 van de "Landelijk uniforme beoordelingscriteria toelating schuldsaneringsregeling", als nader omschreven in rov. 5 van zijn arrest. Voorts heeft het hof in aanmerking genomen dat toelating tot de schuldsaneringsregeling in dit stadium het reële risico inhoudt dat de regeling voortijdig dan wel zonder schone lei beëindigd dient te worden, waarna - gelet op het bepaalde in art. 288 lid 2, aanhef en onder d, Fw - een nieuwe mogelijkheid voor toepassing van de regeling voor een periode van tien jaar uitgesloten is. Deze vaststellingen zijn van feitelijke aard en kunnen zijn oordeel dragen.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.B. Bakels als voorzitter en de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, A.H.T. Heisterkamp, C.E. Drion en G. Snijders, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer J.C. van Oven op 14 december 2012.