ECLI:NL:HR:2012:BY5355

Hoge Raad

Datum uitspraak
18 december 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/04687
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van de beslissing tot terbeschikkingstelling in een strafzaak met betrekking tot hyperseksualiteit

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 18 december 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De verdachte was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen jaren voor twee verkrachtingen, vier pogingen tot verkrachting, diefstal met geweld en afpersing. De Advocaat-Generaal had terbeschikkingstelling met dwangverpleging gevorderd, maar het Hof had deze vordering afgewezen. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof ten onrechte had geoordeeld dat de hyperseksualiteit van de verdachte niet als een psychische stoornis kon worden aangemerkt, omdat deze niet in de DSM-IV-TR is opgenomen. De Hoge Raad benadrukte dat de beoordeling van een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens niet uitsluitend afhankelijk is van de classificatie in de DSM-IV-TR. De Hoge Raad vernietigde de beslissing van het Hof, maar alleen wat betreft de strafoplegging, en verwees de zaak terug naar het Gerechtshof voor herbehandeling van de strafmaat. De Hoge Raad verwierp het beroep voor het overige, waarbij werd vastgesteld dat de middelen van de verdachte niet tot cassatie konden leiden.

Uitspraak

18 december 2012
Strafkamer
nr. S 11/04687
SG/CeH
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 11 oktober 2011, nummer 20/003035-10, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1985.
1. Geding in cassatie
De beroepen zijn ingesteld door de verdachte en de Advocaat-Generaal bij het Hof.
Namens de verdachte heeft mr. G. Spong, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal bij het Hof heeft bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De raadsman van de verdachte heeft het beroep tegengesproken.
De Advocaat-Generaal Silvis heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terug- dan wel verwijzing van de zaak teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
2. Beoordeling van de namens de verdachte voorgestelde middelen
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3. Beoordeling van het door de Advocaat-Generaal bij het Hof voorgestelde middel
3.1. Het middel komt op tegen de afwijzing door het Hof van de vordering tot oplegging aan de verdachte van de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege.
3.2. Het Hof, dat de verdachte heeft veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen jaren, heeft de in het middel aangevallen beslissing als volgt gemotiveerd:
"Het hof heeft bewezen verklaard dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan twee verkrachtingen, vier pogingen tot verkrachting, diefstal voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld, en afpersing.
De eerste rechter heeft de verdachte ter zake van twee verkrachtingen, vijf pogingen tot verkrachting, diefstal voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld en afpersing veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 jaar, met aftrek van voorarrest, alsmede de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging opgelegd.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van acht jaar, met aftrek van voorarrest, en hem de maatregel tot terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege zal opleggen.
Door de verdediging is bepleit dat bij de strafoplegging zal worden volstaan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf en dat aan verdachte geen maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging zal worden opgelegd.
Het hof ziet zich derhalve gesteld voor de vraag of in de onderhavige zaak de maatregel van terbeschikkingstelling moet worden opgelegd, eventueel in combinatie met een straf.
Bij de beantwoording van deze vraag heeft het hof allereerst in aanmerking genomen het de verdachte betreffend rapport pro justitia van het Pieter Baan Centrum, d.d. 21 januari 2010, opgemaakt door A.E. Grochowska, psychiater en J.B. Seinen, psycholoog, onder meer inhoudende als conclusies:
"Betrokkene heeft (waarschijnlijk uit processuele overwegingen) geweigerd om aan het onderhavige onderzoek mee te werken. Hoewel door de weigering van betrokkene zijn intelligentieniveau niet bepaald kon worden met behulp van een intelligentieonderzoek, zijn er op basis van de observaties en korte contacten geen aanwijzingen voor een gebrekkige intelligentie zoals zwakbegaafdheid of zwakzinnigheid. (...) Er zijn bij betrokkene geen aanwijzingen gevonden voor een weigering wegens pathologische motieven als gevolg van psychotische of andere psychiatrische symptomen. Op basis van de beschikbare informatie hebben wij geen beeld gekregen van mogelijke (periodes van) psychische problemen gedurende het leven van betrokkene. (...) Gelet op het voorgaande is het niet mogelijk de vraag te beantwoorden of er bij betrokkene, in het bijzonder ten tijde van het tenlastegelegde, sprake was van een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens."
Voorts heeft het hof in aanmerking genomen de inhoud van het forensisch psychologisch dossieronderzoek d.d. 19 april 2010, opgemaakt door D.J. van Beek, klinisch psycholoog, onder meer inhoudende als conclusie en advies van voornoemde deskundige:
"De bestudering van het dossier en de aanvullende diagnostiek geeft de onderzoeker aanleiding om tot de conclusie te komen dat er bij betrokkene sprake is van primair psychoseksuele problematiek die gerelateerd is aan hyperseksualiteit, hechtings- en relatieproblematiek en verslavingsproblemen bij een enigszins antisociale/psychopathische man, die tegen een verstandelijk beperkt niveau aan lijkt te functioneren. Naar de mening van de onderzoeker zijn er voldoende gronden om aan te nemen dat er sprake is van een gestoorde hechting. (...) Betrokkene is volgens onderzoeker niet zelf in staat zijn delictketen te onderbreken. Het zelfinzicht en probleembesef schieten daarvoor ernstig tekort en zijn vermogen tot zelfreflectie en zijn relationele vaardigheden zijn daarvoor te beperkt. Behandeling is nodig om de kans op recidive te verminderen. (...) Vanwege de houding van betrokkene ten opzichte van behandeling en de ernst van de problematiek, is een terbeschikkingstelling geïndiceerd. Binnen de terbeschikkingstelling zou betrokkene de structuur en richting kunnen worden geboden die hij nodig heeft om aan zijn problematiek te werken. Een vrijwillig kader leent zich daar niet voor, gegeven het ontberen van motivatie bij betrokkene om zichzelf onder ogen te zien."
Het hof overweegt hieromtrent het volgende.
Voor de oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling, als door de advocaat-generaal verzocht, is vereist dat blijkt van een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens. Om te kunnen vaststellen of daarvan sprake was is opdracht gegeven tot een onderzoek door gedragsdeskundigen. Verdachte heeft geweigerd aan die onderzoeken mee te werken. Een dergelijke weigering staat niet zonder meer in de weg aan de constatering dat sprake is van een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens. Indien door de weigering echter geen antwoord kan worden gegeven op de vraag of een psychische stoornis aanwezig was ten tijde van het begaan van het strafbare feit, kan de maatregel tot terbeschikkingstelling niet worden opgelegd (zie: HR 9 januari 2001, NJ 2001, 112).
Van Beek heeft - anders dan gebruikelijk - een deskundigenonderzoek gedaan aan de hand van het beschikbare dossier van verdachte. Zonder dat hij persoonlijk contact met hem heeft gehad, heeft hij geconcludeerd dat bij verdachte sprake is van hyperseksualiteit, welke stoornis volgens Van Beek gerangschikt zou kunnen worden onder een impulscontrolestoornis. Hyperseksualiteit staat echter, zoals ook Van Beek vaststelde, niet omschreven in de DSM-IV-TR en wordt door het hof op zichzelf dan ook niet als psychische stoornis aangemerkt. Dit zou anders kunnen zijn indien kan worden vastgesteld dat de hyperseksualiteit vergezeld gaat van een wel geclassificeerde stoornis zoals bijvoorbeeld de door Van Beek genoemde impulscontrolestoornis, doch daarvoor heeft het hof geen aanknopingspunten gevonden.
Ook overigens ziet het hof onvoldoende aanwijzingen voor een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens. Uit de enkele omstandigheid dat de verdachte extreem gedrag vertoonde op seksueel gebied en een reeks van (pogingen tot) verkrachting(en) beging, kan een dergelijke gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis niet worden afgeleid. Hierdoor is niet voldaan aan de in artikel 37a van het Wetboek van Strafrecht genoemde noodzakelijke voorwaarde voor oplegging van de maatregel tot terbeschikkingstelling.
Het hof zal de vordering tot oplegging van de maatregel tot terbeschikkingstelling afwijzen."
3.3. Het rapport van de klinisch psycholoog D.J. van Beek van 19 april 2010, waarnaar in de hiervoor onder 3.2 weergegeven overwegingen is verwezen, bevindt zich bij de aan de Hoge Raad toegezonden stukken. Het houdt in, als antwoord op een van de aan de deskundige voorgelegde vragen en voor zover hier van belang:
"6. Forensisch psychologische beschouwing
De bestudering van het dossier en de aanvullende diagnostiek geeft de onderzoeker aanleiding om tot de conclusie te komen dat er bij betrokkene sprake is van primair psychoseksuele problematiek die gerelateerd is aan hyperseksualiteit, hechtings- en relatieproblematiek en verslavingsproblemen bij een enigszins antisociale/psychopathische man, die tegen een verstandelijk beperkt niveau aan lijkt te functioneren.
(...)
7. Beantwoording van de vragen
(...)
Is verdachte lijdende aan een ziekelijke stoornis en/of gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens en zo ja, hoe is dat in diagnostische zin te omschrijven?
Als er strikt wordt vastgehouden aan de DSM-IV-TR dan voldoet betrokkene veelal net niet aan voldoende criteria: (...). Hyperseksualiteit lijkt echter wel degelijk sprake van te zijn, maar staat formeel nog niet in de DSM. Deze stoornis zou gerangschikt kunnen worden onder impulscontrolestoornis."
3.4. Bij de beoordeling van het middel moet het volgende worden vooropgesteld. In het kader van de vraag of een last tot terbeschikkingstelling als bedoeld in art. 37a Sr moet worden gegeven, is het aan de rechter die over de feiten oordeelt om vast te stellen of bij de verdachte ten tijde van het plegen van het feit een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond. De rechter heeft daarin een eigen verantwoordelijkheid en is niet gebonden aan de door deskundigen uitgebrachte adviezen. De vaststelling dat sprake is van een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens is van feitelijke aard en kan in cassatie slechts op haar begrijpelijkheid worden getoetst (vgl. HR 22 januari 2008, LJN BC1311, NJ 2008/193).
3.5. Aangezien de door de deskundige Van Beek bij de verdachte geconstateerde hyperseksualiteit niet is omschreven in de zogenoemde DSM-IV-TR (Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders) is deze door het Hof "op zichzelf dan ook niet als psychische stoornis aangemerkt", terwijl dat naar het oordeel van het Hof kennelijk slechts anders zou kunnen zijn indien de hyperseksualiteit vergezeld zou gaan van een wel in de DSM-IV-TR geclassificeerde stoornis. Het oordeel van het Hof dat aan de verdachte niet de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege kan worden opgelegd, is derhalve in essentie gebaseerd op de opvatting dat slechts een stoornis die is omschreven in de DSM-IV-TR, kan worden aangemerkt als een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens zoals bedoeld in art. 37a, eerste lid, Sr.
Die opvatting is echter, mede gelet op hetgeen hiervoor onder 3.4 is vooropgesteld, te beperkt en dus onjuist. Daarbij verdient nog opmerking dat de enkele omstandigheid dat een stoornis wel als zodanig wordt aangeduid in de DSM-IV-TR, evenmin betekent dat de rechter tot het oordeel dient te komen dat er sprake is van een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de zin van art. 37a Sr.
3.6. Het middel is terecht voorgesteld.
4. Slotsom
Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak maar uitsluitend wat betreft de strafoplegging;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu, W.F. Groos, J. Wortel en N. Jörg, in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, en uitgesproken op 18 december 2012.