ECLI:NL:HR:2012:BY5218
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam, dat op 28 december 2010 een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel heeft behandeld. De betrokkene, geboren in 1986, heeft het beroep ingesteld via zijn advocaat, mr. B.P.J. van Riel. De Advocaat-Generaal Silvis heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad, onder leiding van vice-president W.A.M. van Schendel, heeft het middel beoordeeld en geconcludeerd dat het middel niet tot cassatie kan leiden. Dit is gebaseerd op artikel 81, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat stelt dat geen nadere motivering nodig is wanneer het middel niet leidt tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft vervolgens het beroep verworpen, wat betekent dat de uitspraak van het Gerechtshof in stand blijft. Dit arrest is uitgesproken op 18 december 2012.