ECLI:NL:HR:2012:BY4874

Hoge Raad

Datum uitspraak
11 december 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/05286 B
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • W.A.M. Schendel
  • H.A.G. Splinter-van Kan
  • Y. Buruma
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over teruggave inbeslaggenomen personenauto en toepassing van maatstaf belang strafvordering

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 december 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de teruggave van een inbeslaggenomen personenauto. De Rechtbank Rotterdam had op 19 juli 2011 het klaagschrift van de klaagster gegrond verklaard en de teruggave van de auto gelast. De klaagster, die stelde eigenaar te zijn van de auto, had deze gekocht van [A] B.V. en was geregistreerd als eigenaar in het RTL-register. Het Openbaar Ministerie had zich verzet tegen de teruggave, maar de Rechtbank oordeelde dat de klaagster als rechthebbende moest worden aangemerkt.

De Hoge Raad herhaalde relevante overwegingen uit eerdere jurisprudentie en oordeelde dat de Rechtbank niet had gemotiveerd of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vorderde. Dit gebrek aan motivering leidde tot de conclusie dat de beslissing van de Rechtbank ontoereikend was. De Hoge Raad vernietigde de bestreden beschikking en verwees de zaak naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage voor een nieuwe behandeling.

De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige motivering door de rechter bij beslissingen over de teruggave van inbeslaggenomen goederen, vooral in het licht van de belangen van de strafvordering en de rechten van de rechthebbende.

Uitspraak

11 december 2012
Strafkamer
nr. S 11/05286 B
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de Rechtbank Rotterdam van 19 juli 2011, nummer RK 11/197, op een klaagschrift als bedoeld in art. 552a Sv, ingediend door:
[Klaagster], gevestigd te [vestigingsplaats].
1. Geding in cassatie
1.1. Het beroep is ingesteld door de Officier van Justitie bij de Rechtbank. Deze heeft bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Knigge heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden beschikking en tot zodanige beslissing met betrekking tot de terug- of verwijzing als de Hoge Raad gepast zal voorkomen.
1.2. De raadsman van de klaagster, mr. M.A. Buntsma, advocaat te Breda, heeft het beroep tegengesproken.
2. Beoordeling van het middel
2.1. Het middel klaagt dat de Rechtbank bij haar beslissing een onjuiste maatstaf heeft toegepast, althans haar beslissing ontoereikend heeft gemotiveerd.
2.2. De Rechtbank heeft het klaagschrift van de klaagster, strekkende tot teruggave aan haar van een onder [betrokkene 3] inbeslaggenomen personenauto met kenteken [EE-00-FF], gegrond verklaard. Zij heeft daartoe, voor zover voor de beoordeling
van het middel van belang, het volgende overwogen:
"Het standpunt van de klaagster
Namens de klaagster is in raadkamer aangevoerd dat de klaagster voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de in beslaggenomen personenauto haar in eigendom toebehoort. Uit het RTL-register (registratie tenaamstelling leasemaatschappijen) blijkt wie de eigenaar/kentekenhouder is van een auto en welke verplichtingen zij hebben ten aanzien van de auto.Dit RTL-register wordt al jaren door zowel de belastingdienst als de RDW geraadpleegd om de eigenaar van de auto te achterhalen voor het opheffen van het beslag. Alleen door justitie wordt dit register niet geraadpleegd om de werkelijke eigenaar van een in beslaggenomen auto te achterhalen.
Uit de print van de RDW d.d. 7 oktober 2010 blijkt dat de klaagster de eigenaar is van de in beslaggenomen personenauto onder het kenteken [EE-00-FF]. Zowel de WAM als de houderschapsbelasting worden door de klaagster betaald. Het belang dat de klaagster heeft bij teruggave van de personenauto is dan ook groot. Het klaagschrift dient dan ook gegrond te worden verklaard.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft tijdens de behandeling van het klaagschrift in openbare raadkamer te kennen gegeven dat het Openbaar Ministerie zich verzet tegen teruggave van de personenauto aan de klaagster omdat zij geen recht heeft op het goed.
Beoordeling van de klacht
De rechtbank overweegt als volgt:
In beginsel dienen de in beslaggenomen goederen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 116, eerste lid van het Wetboek van Strafvordering, teruggegeven te worden aan degene onder wie het in beslag is genomen, in dit geval de belanghebbende. Tenzij vast komt te staan dat een derde redelijkerwijs als rechthebbende dient te worden aangemerkt en deze een beter recht op het inbeslaggenomene heeft.
De rechtbank is van oordeel dat de klaagster, te weten [klaagster], als rechthebbende van de in beslaggenomen auto moet worden aangemerkt.
Tijdens de behandeling in raadkamer is gebleken dat de klaagster op 19 september 2007 de bedoelde auto van [A] B.V. te [plaats] heeft gekocht door middel van verrekening van een nog openstaande rekening, waardoor de eigendom van de auto door middel van een daartoe bestemde akte aan de klaagster is overgedragen. Uit het leasecontract d.d. 22 september 2007 blijkt dat de klaagster de auto vanaf 24 september 2007 aan [A] B.V. heeft geleased, welke vervolgens de auto aan een ander heeft verhuurd. De eigendom van de klaagster is hiermee niet komen te vervallen. Daarbij komt dat de klaagster blijkens de print van de RDW d.d. 7 oktober 2010 in het RTL-register als eigenaar van de in beslaggenomen personenauto geregistreerd staat.
De rechtbank acht teruggave van de in beslaggenomen personenauto aan de klaagster op het eerste gezicht redelijk en maatschappelijk niet onverantwoord.
De rechtbank zal daarom het klaagschrift gegrond verklaren en de teruggave van de personenauto aan de klaagster gelasten."
2.3. In cassatie kan ervan worden uitgegaan dat het gaat om een op de voet van art. 94 Sv onder [betrokkene 3] inbeslaggenomen personenauto.
2.4. Voor de beoordeling van het middel is het volgende van belang.
In geval van een beklag van de beslagene tegen een op de voet van art. 94 Sv gelegd beslag dient de rechter a. te beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert, en zo neen, b. de teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp te gelasten aan de beslagene, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van dat voorwerp moet worden beschouwd. In dit laatste geval moet het klaagschrift van de beslagene ongegrond worden verklaard en kan, mits de hiervoor bedoelde ander zelf een klaagschrift heeft ingediend, de teruggave aan die rechthebbende worden gelast. Indien het belang van strafvordering het voortduren van het beslag niet meer vordert en een derde op de voet van art. 552a Sv een klaagschrift heeft ingediend strekkende tot teruggave, dient de rechter te beoordelen of de klager die stelt rechthebbende te zijn, inderdaad redelijkerwijs als rechthebbende op het inbeslaggenomene kan worden aangemerkt. (Vgl. HR 28 september 2010, LJN BL2823 NJ 2010/654)
2.5. Door te overwegen als hiervoor onder 2.2 is weergegeven heeft de Rechtbank, die zich niet heeft uitgelaten over de vraag of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert, haar beslissing ontoereikend gemotiveerd.
2.6. Het middel is derhalve terecht voorgesteld.
3. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden beschikking niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden beschikking;
verwijst de zaak naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage, opdat de zaak op het bestaande klaagschrift opnieuw wordt behandeld en afgedaan.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president W.A.M. Schendel als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en Y. Buruma, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, in raadkamer en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 december 2012.