ECLI:NL:HR:2012:BY4873

Hoge Raad

Datum uitspraak
11 december 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/05284 B
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over teruggave in beslaggenomen personenauto en toepassing van maatstaf in strafzaken

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 december 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de teruggave van een in beslaggenomen personenauto. De Rechtbank had het klaagschrift van de klaagster, die de teruggave van de auto eiste, gegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat de klaagster voldoende aannemelijk had gemaakt dat de auto haar eigendom was, en dat het belang van de klaagster bij teruggave groot was. De Officier van Justitie had zich echter verzet tegen de teruggave, omdat de klaagster volgens hem geen recht had op de auto.

De Hoge Raad herhaalde de relevante overwegingen uit een eerdere uitspraak (HR NJ 2010/654) en oordeelde dat de Rechtbank niet had beoordeeld of het belang van de strafvordering het voortduren van het beslag vorderde. Hierdoor was de beslissing van de Rechtbank ontoereikend gemotiveerd. De Hoge Raad vernietigde de bestreden beschikking en verwees de zaak naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage voor een nieuwe behandeling.

De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige afweging door de rechter bij de beoordeling van klaagschriften in beslagzaken, waarbij zowel de belangen van de beslagene als de belangen van de strafvordering in acht moeten worden genomen. De Hoge Raad bevestigde dat in geval van een klaagschrift de rechter moet vaststellen of de klager als rechthebbende kan worden aangemerkt, en of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert. Deze uitspraak heeft implicaties voor de manier waarop rechters in de toekomst omgaan met vergelijkbare zaken.

Uitspraak

11 december 2012
Strafkamer
nr. S 11/05284 B
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de Rechtbank te Rotterdam van 19 juli 2011, nummer RK 11/195, op een klaagschrift als bedoeld in art. 552a Sv, ingediend door:
[Klaagster], gevestigd te [vestigingsplaats].
1. Geding in cassatie
1.1. Het beroep is ingesteld door de Officier van Justitie bij de Rechtbank. Deze heeft bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Knigge heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden beschikking en tot zodanige beslissing met betrekking tot de terug- of verwijzing als de Hoge Raad gepast zal voorkomen.
1.2. De raadsman van de klaagster, mr. M.A. Buntsma, advocaat te Breda, heeft het beroep tegengesproken.
2. Beoordeling van het middel
2.1. Het middel klaagt dat de Rechtbank bij haar beslissing een onjuiste maatstaf heeft toegepast, althans haar beslissing ontoereikend heeft gemotiveerd.
2.2. De Rechtbank heeft het klaagschrift van de klaagster, strekkende tot teruggave aan haar van de onder [betrokkene 2] inbeslaggenomen personenauto met kenteken [CC-00-DD], gegrond verklaard. Zij heeft daartoe, voor zover voor de beoordeling van het middel van belang, het volgende overwogen:
"Het standpunt van de klaagster
Namens de klaagster is in raadkamer aangevoerd dat de klaagster voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de in beslaggenomen personenauto haar in eigendom toebehoort. Uit het RTL-register (registratie tenaamstelling leasemaatschappijen) blijkt wie de egenaar/kentekenhouder is van een auto en welke verplichtingen zij hebben ten aanzien van de auto. Dit RTL-register wordt al jaren door zowel de belastingdienst als de RDW geraadpleegd om de eigenaar van de auto te achterhalen voor het opheffen van het beslag. Alleen door justitie wordt dit register niet geraadpleegd om de werkelijke eigenaar van een in beslaggenomen auto te achterhalen.
Uit de print van de RDW d.d. 7 oktober 2010 blijkt dat de klaagster de eigenaar is van de in beslaggenomen personenauto onder het kenteken [CC-00-DD]. Zowel de WAM als de houderschapsbelasting worden door de klaagster betaald. Het belang dat de klaagster heeft bij teruggave van de personenauto is dan ook groot. Het klaagschrift dient dan ook gegrond te worden verklaard.
Het standpunt van de belanghebbende
De belanghebbende heeft in raadkamer verklaard dat hij niet de eigenaar is van de in beslaggenomen auto en dat hij zich niet verzet tegen teruggave daarvan aan de klaagster.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft tijdens de behandeling van het klaagschrift in openbare raadkamer te kennen gegeven dat het Openbaar Ministerie zich verzet tegen teruggave van de personenauto aan de klaagster omdat zij geen recht heeft op het goed.
Beoordeling van de klacht
De rechtbank overweegt als volgt:
In beginsel dienen de in beslaggenomen goederen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 116, eerste lid van het Wetboek van Strafvordering, teruggegeven te worden aan degene onder wie het in beslag is genomen, in dit geval de belanghebbende. Tenzij vast komt te staan dat een derde redelijkerwijs als rechthebbende dient te worden aangemerkt en deze een beter recht op het inbeslaggenomene heeft.
De rechtbank is van oordeel dat de klaagster, te weten [klaagster], als rechthebbende van de in beslaggenomen auto moet worden aangemerkt.
Tijdens de behandeling in raadkamer is gebleken dat de klaagster op 6 juni 2006 de bedoelde auto van [A] B.V. te [plaats] heeft gekocht waardoor de eigendom van de auto door middel van een daartoe bestemde akte aan de klaagster is overgedragen. Uit het leasecontract d.d. 9 juni 2006 blijkt dat de klaagster de auto vanaf 2 juni 2006 aan [A] B.V. heeft geleased, welke vervolgens de auto aan een ander heeft verhuurd c.q. geleased. De eigendom van de klaagster is hiermee niet komen te vervallen. Daarbij komt dat de klaagster blijkens de print van de RDW d.d. 7 oktober 2010 in het RTL-register als eigenaar van de in beslaggenomen personenauto geregistreerd staat. De rechtbank acht teruggave van de in beslaggenomen personenauto aan de klaagster op het eerste gezicht redelijk en maatschappelijk niet onverantwoord.
De rechtbank zal daarom het klaagschrift gegrond verklaren en de teruggave van de personenauto aan de klaagster gelasten."
2.3. In cassatie kan ervan worden uitgegaan dat het gaat om een op de voet van art. 94 Sv onder [betrokkene 2] in beslag genomen personenauto.
2.4. Voor de beoordeling van het middel is het volgende van belang.
In geval van een beklag van de beslagene tegen een op de voet van art. 94 Sv gelegd beslag dient de rechter a. te beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert, en zo neen, b. de teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp te gelasten aan de beslagene, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van dat voorwerp moet worden beschouwd. In dit laatste geval moet het klaagschrift van de beslagene ongegrond worden verklaard en kan, mits de hiervoor bedoelde ander zelf een klaagschrift heeft ingediend, de teruggave aan die rechthebbende worden gelast. Indien het belang van strafvordering het voortduren van het beslag niet meer vordert en een derde op de voet van art. 552a Sv een klaagschrift heeft ingediend strekkende tot teruggave, dient de rechter te beoordelen of de klager die stelt rechthebbende te zijn, inderdaad redelijkerwijs als rechthebbende op het inbeslaggenomene kan worden aangemerkt. (Vgl. HR 28 september 2010, LJN BL2823 NJ 2010/654)
2.5. Door te overwegen als hiervoor onder 2.2 is weergegeven heeft de Rechtbank, die zich niet heeft uitgelaten over de vraag of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert, haar beslissing ontoereikend gemotiveerd.
2.6. Het middel is derhalve terecht voorgesteld.
3. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden beschikking niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden beschikking;
verwijst de zaak naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage, opdat de zaak op het bestaande klaagschrift opnieuw wordt behandeld en afgedaan.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en Y. Buruma, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M, Hart, in raadkamer en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 december 2012.