ECLI:NL:HR:2012:BY4827

Hoge Raad

Datum uitspraak
11 december 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/01445
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering politieambtenaar en wettelijk voorschrift in strafrechtelijke context

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 december 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem. De zaak betreft een vordering van een politieambtenaar die volgens de tenlastelegging en bewezenverklaring zou zijn gedaan krachtens artikel 2.1.1.1 van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) van Deventer. De Hoge Raad oordeelt dat artikel 184, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht (Sr) vereist dat een vordering 'krachtens wettelijk voorschrift' moet zijn gedaan. Dit wettelijk voorschrift moet uitdrukkelijk vermelden dat de betrokken ambtenaar gerechtigd is tot het doen van een vordering. In deze zaak is vastgesteld dat de APV niet expliciet inhoudt dat de politieambtenaar gerechtigd is tot het doen van de vordering die in deze zaak aan de orde is. Hierdoor is de bewezenverklaring, die stelt dat de vordering 'krachtens wettelijk voorschrift' is gedaan, niet naar de eisen van de wet met redenen omkleed. De Hoge Raad vernietigt de bestreden uitspraak en wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te Arnhem voor herbehandeling op het bestaande hoger beroep.

Uitspraak

11 december 2012
Strafkamer
nr. S 11/01445
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem, zitting houdende te Leeuwarden, van 18 maart 2011, nummer 24/002386-09, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1985.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld namens de verdachte. Namens deze hebben mr. A.C. Huisman en mr. H.G. Kuipers, beiden advocaat te Deventer, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Knigge heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot zodanige op art. 440 Sv gebaseerde beslissing als de Hoge Raad gepast zal voorkomen.
2. Beoordeling van het middel
2.1. Het middel behelst de klacht dat het Hof ten onrechte, althans onvoldoende gemotiveerd het verweer heeft verworpen dat de vordering van de politieambtenaar niet krachtens een wettelijk voorschrift is gedaan.
2.2. Overeenkomstig de tenlastelegging is bewezenverklaard hetgeen is vermeld in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 4.2. Deze tenlastelegging is toegesneden op art. 184, eerste lid, Sr. Die bepaling eist een 'krachtens wettelijk voorschrift' gedane vordering. Een dergelijk voorschrift moet uitdrukkelijk inhouden dat de betrokken ambtenaar gerechtigd is tot het doen van een vordering (vgl. HR 29 januari 2008, LJN BB4108, NJ 2008/206).
2.3. De tenlastelegging en bewezenverklaring van dit feit houden in dat de vordering van de daar genoemde hoofdagenten aan de verdachte om afstand te houden in verband met de aanhoudingen van [betrokkene 1] en [betrokkene 2] is gedaan krachtens art. 2.1.1.1. van de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Deventer. In aanmerking genomen dat deze bepaling, zoals in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 4.4 is weergegeven, niet uitdrukkelijk inhoudt dat de ambtenaar van politie is gerechtigd tot het doen van een vordering als waarvan te dezen sprake is, is de bewezenverklaring, voor zover deze inhoudt dat de vordering 'krachtens wettelijk voorschrift' is gedaan, niet naar de eis der wet met redenen omkleed.
2.4. Het middel slaagt.
3. Slotsom
Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te Arnhem, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en J. Wortel, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 11 december 2012.