ECLI:NL:HR:2012:BY4827
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Vordering politieambtenaar en wettelijk voorschrift in strafrechtelijke context
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 december 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem. De zaak betreft een vordering van een politieambtenaar die volgens de tenlastelegging en bewezenverklaring zou zijn gedaan krachtens artikel 2.1.1.1 van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) van Deventer. De Hoge Raad oordeelt dat artikel 184, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht (Sr) vereist dat een vordering 'krachtens wettelijk voorschrift' moet zijn gedaan. Dit wettelijk voorschrift moet uitdrukkelijk vermelden dat de betrokken ambtenaar gerechtigd is tot het doen van een vordering. In deze zaak is vastgesteld dat de APV niet expliciet inhoudt dat de politieambtenaar gerechtigd is tot het doen van de vordering die in deze zaak aan de orde is. Hierdoor is de bewezenverklaring, die stelt dat de vordering 'krachtens wettelijk voorschrift' is gedaan, niet naar de eisen van de wet met redenen omkleed. De Hoge Raad vernietigt de bestreden uitspraak en wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te Arnhem voor herbehandeling op het bestaande hoger beroep.