ECLI:NL:HR:2012:BY4590
Hoge Raad
- Cassatie
- D.G. van Vliet
- E.N. Punt
- M.A. Fierstra
- Rechtspraak.nl
Cassatie over omzetbelasting en prostitutie: beoordeling van prestaties als één dienst
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 30 november 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure over de vraag of de door belanghebbende, een vennootschap onder firma, verleende prestaties moeten worden aangemerkt als de verhuur van een onroerende zaak of als het geven van gelegenheid tot prostitutie. De belanghebbende had over het tijdvak januari 2008 een bedrag van € 32.773 aan omzetbelasting voldaan en verzocht om teruggaaf van € 30.146, maar dit verzoek werd door de Inspecteur afgewezen. De Rechtbank te Haarlem verklaarde het beroep ongegrond, en het Hof bevestigde deze uitspraak.
De Hoge Raad oordeelde dat het Hof, in navolging van de Rechtbank, terecht tot de conclusie was gekomen dat de overeenkomst tussen belanghebbende en de prostituee één dienst betreft. De stelling in cassatie dat de aanvullende diensten enkel worden verricht om de hoofdprestatie aantrekkelijker te maken, werd niet aanvaard. De Hoge Raad stelde vast dat deze stelling een feitelijk onderzoek vereiste, wat niet mogelijk is in cassatie. Het middel kon derhalve niet tot cassatie leiden.
De Hoge Raad verklaarde het beroep in cassatie ongegrond en oordeelde dat er geen termen aanwezig waren voor een veroordeling in de proceskosten. Dit arrest is van belang voor de interpretatie van de Wet op de omzetbelasting in relatie tot de prostitutie en de vraag hoe prestaties in deze sector fiscaal moeten worden gekwalificeerd.