Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 30 november 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure. Het beroep in cassatie was ingesteld door de appellanten, X en X-Y, tegen een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 30 maart 2012. Deze uitspraak betrof de hoger beroepen van de belanghebbenden tegen eerdere uitspraken van de Rechtbank te Amsterdam, die betrekking hadden op besluiten van de Sociale Verzekeringsbank (SVB) ingevolge de Algemene Ouderdomswet (AOW). De Centrale Raad van Beroep had in zijn uitspraak de eerder genomen besluiten van de SVB bevestigd, waartegen de appellanten in hoger beroep waren gegaan. De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie afgedaan met toepassing van artikel 81 lid 1 van de Wet op de Rechterlijke Organisatie (RO). Dit artikel biedt de Hoge Raad de mogelijkheid om een cassatieberoep af te doen zonder een inhoudelijke behandeling van de zaak, indien de zaak zich daar niet voor leent. De Hoge Raad heeft in deze uitspraak geen nieuwe juridische principes vastgesteld, maar heeft de eerdere oordelen van de lagere rechters bevestigd. De uitspraak van de Hoge Raad is van belang voor de rechtspraktijk, omdat het de reikwijdte van de cassatiemogelijkheden in bestuursrechtelijke zaken, en specifiek in zaken betreffende de AOW, verduidelijkt.