ECLI:NL:HR:2012:BY4317

Hoge Raad

Datum uitspraak
11 december 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/01401
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over schuldheling van een MP3-speler en de onderzoeksplicht van de verdachte

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 december 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte was beschuldigd van schuldheling van een MP3-speler, die hij in zijn bezit had gekregen in de periode van 11 januari 2009 tot en met 6 maart 2009. De Hoge Raad oordeelde dat uit de bewijsvoering niet kon worden afgeleid dat de verdachte tekortgeschoten was in zijn onderzoeksplicht, wat vereist is voor de bewezenverklaring van schuldheling. De advocaat van de verdachte had aangevoerd dat het enkele feit dat de MP3-speler in zijn auto was aangetroffen, niet voldoende was om aan te nemen dat hij wist dat het om een door misdrijf verkregen goed ging. De Advocaat-Generaal had geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, en de Hoge Raad volgde deze conclusie. De zaak werd terugverwezen naar het Gerechtshof te Arnhem voor een nieuwe behandeling. De Hoge Raad benadrukte dat de bewezenverklaring niet naar de eisen der wet was gemotiveerd, en dat de verdachte niet met aanmerkelijke onvoorzichtigheid had gehandeld. Dit arrest is van belang voor de beoordeling van de onderzoeksplicht van verdachten in vergelijkbare zaken.

Uitspraak

11 december 2012
Strafkamer
nr. S 11/01401
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, zitting houdende te Arnhem, van 15 maart 2011, nummer 21/002603-09, in de strafzaak tegen:
[ Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1986.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. E.I.E. Heuvelman, advocaat te Veenendaal, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Knigge heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot zodanige op art. 440 Sv gebaseerde beslissing als de Hoge Raad gepast zal voorkomen.
2. Beoordeling van het middel
2.1. Het middel bevat de klacht dat het Hof de bewezenverklaring onder 2 in het licht van hetgeen door de verdediging is aangevoerd onvoldoende heeft gemotiveerd.
2.2.1. Ten laste van de verdachte is onder 2 bewezenverklaard dat:
"hij in de periode van 11 januari 2009 tot en met 06 maart 2009 te Woerden, een MP3-speler (merk Apple, type iPod Nano) voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van die MP3-speler redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof."
2.2.2. Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
"In de hierna te melden bewijsmiddelen wordt telkens verwezen naar de bijlagen van het in de wettelijke vorm door [verbalisant 1], brigadier van politie, [verbalisant 2], aspirant van politie, en [verbalisant 3], buitengewoon opsporingsambtenaar, allen werkzaam bij de politie Utrecht, district Rijn en Venen, wijkteam Woerden, opgemaakt proces-verbaal, nummer PL0971/09-006831, gesloten op 26 april 2009, en de daarbij gevoegde bijlagen, genummerd pagina 1 tot en met 57.
[1] Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte (als bijlage op de pagina's 16 tot en met 20) voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring van [betrokkene 1]:
Op 11 januari 2009 ben ik met mijn man van huis gegaan. Wij wonen aan de [a-straat 1] te [plaats]. Toen wij thuis kwamen, merkten wij dat er was ingebroken. Er is onder meer een MP3-speler, merk: Apple, type Nano, kleur zilver, weggenomen. Niemand had het recht of de toestemming het goed weg te nemen.
[2] Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen (als bijlage op de pagina's 25 tot en met 26) voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven -:
Op 1 april 2009 hebben wij, verbalisanten [verbalisant 3], [verbalisant 4] en [verbalisant 5], uit een aan het verkeer onttrokken zwarte Volkswagen, type Golf, voorzien van het kenteken [AA-00-BB], voor onderzoek meegenomen een zilveren MP3-speler Ipod.
[3] Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen (als bijlage op pagina 28) voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven -:
Op 1 april 2009 heb ik, verbalisant [verbalisant 3], een aantal goederen gecontroleerd welke uit de auto van [verdachte] kwamen. Ik, [verbalisant 3], heb een Ipod MP3-speler opgeladen middels een oplaadstekker, welke eveneens in de auto van [verdachte] aanwezig was. Ik, [verbalisant 3], zette vervolgens de Ipod aan en zag dat, nadat het apparaat ingeschakeld was, de naam [betrokkene 2] verscheen. Ik, [verbalisant 3], ben vervolgens in onze bedrijf processen systeem de naam [betrokkene 2] gaan raadplegen en kwam toen uit bij het adres [a-straat 1] te [plaats], waarop op 11 januari 2009 bij een woninginbraak had plaatsgevonden, waarbij een Ipod was weggenomen. Ik, [verbalisant 3], heb vervolgens op 1 april 2009 telefonisch contact opgenomen met aangever [betrokkene 1], die bevestigde dat [betrokkene 2] bij hun woonachtig is. Ik vernam tevens dat er van [betrokkene 2] een kleine zilveren Ipod was weggenomen tijdens de woninginbraak op het adres [a-straat 1] te [plaats].
[4] Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor verdachte (als bijlage op de pagina's 34 tot en met 38) voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring van verdachte:
Ik heb een zwarte Golf met kenteken [AA-00-BB] op mijn naam staan. Deze is onlangs in beslag genomen.
[5] Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor verdachte (als bijlage op de pagina's 39 tot en met 41) voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring van verdachte:
Ik weet niet van wie de zilveren Ipod is. Ik doe daar afstand van. Deze is niet van mij. Iemand kwam met die zilveren Ipod, toen hebben we deze aangesloten en daarmee geluisterd. Ik heb die zilveren Ipod zelf in mijn auto in het vakje gelegd."
2.2.3. Blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsvrouwe aldaar het volgende aangevoerd:
"Verdachte heeft verklaard de MP3-speler te hebben gezien, aangesloten en in het handschoenenkastje te hebben gedaan met het idee dat iemand deze nog wel zou komen ophalen. Uit recente jurisprudentie over het redelijk vermoeden blijkt dat het enkele feit dat verdachte het voorwerp in zijn auto heeft gevonden niet tot nader onderzoek noopt. Primair verzoek ik het hof dan ook mijn cliënt vrij te spreken."
2.2.4. Het Hof heeft ten aanzien van de bewijsvoering het volgende overwogen:
"Het hof is van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen."
2.3. In aanmerking genomen dat uit de bewijsvoering niet kan worden afgeleid dat de verdachte ten tijde van het voorhanden krijgen van de MP3-speler in die mate is tekortgeschoten in zijn onderzoeksplicht dat hij met de voor schuldheling vereiste aanmerkelijke onvoorzichtigheid heeft gehandeld, is de bewezenverklaring niet naar de eis der wet met redenen omkleed (vgl. HR 24 november 2009, LJN BJ8631, NJ 2009/608).
2.4. Het middel slaagt.
3. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen, brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
verwijst de zaak naar het Gerechtshof te Arnhem, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman, H.A.G. Splinter-van Kan, W.F. Groos en N. Jörg, in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, en uitgesproken op 11 december 2012.