ECLI:NL:HR:2012:BY4241

Hoge Raad

Datum uitspraak
11 december 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/00094
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van de strafoplegging in een cassatieprocedure betreffende winkeldiefstallen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 december 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De verdachte was veroordeeld voor drie winkeldiefstallen die in 2009 hadden plaatsgevonden. De Hoge Raad oordeelde dat het oordeel van het Hof, dat de verdachte zich na de bewezenverklaarde feiten wederom schuldig had gemaakt aan strafbare feiten, niet zonder meer begrijpelijk was. De verdachte had namelijk verklaard dat zij na haar laatste veroordeling een andere weg was ingeslagen. De laatste veroordeling dateerde van 21 juni 2010, en de Hoge Raad vond dat de motivering van de strafoplegging door het Hof ontoereikend was. De Advocaat-Generaal had geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de strafoplegging. De Hoge Raad heeft de bestreden uitspraak dan ook vernietigd, maar de zaak terugverwezen naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage voor herbeoordeling van de strafoplegging. De Hoge Raad verwerpt het beroep voor het overige.

Uitspraak

11 december 2012
Strafkamer
nr. S 11/00094
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 17 december 2010, nummer 22/001408-10, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1957.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. G. van der Steen, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Knigge heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, doch uitsluitend wat betreft de strafoplegging en tot zodanige op art. 440 Sv gebaseerde beslissing als de Hoge Raad gepast zal voorkomen, met verwerping van het beroep voor het overige.
2. Beoordeling van het middel
2.1. Het middel klaagt over de motivering van de strafoplegging.
2.2. Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
"1. zij omstreeks 12 augustus 2009 te Leidschendam, gemeente Leidschendam-Voorburg, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen twee jassen, toebehorende aan het winkelbedrijf Vroom&Dreesmann, (vestiging Eglantierhof);
2. zij op 30 september 2009 te 's-Gravenhage met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen twee jassen (merk Armani, kleur zwart) (totale waarde 1199,90 euro), toebehorende aan winkelbedrijf de Bijenkorf (filiaal de Wagenstraat);
3. zij op 17 september 2009 te Leiden met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen twee paar schoenen en twee jassen, toebehorende aan een filiaal van Vroom en Dreesmann."
2.3. Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 3 december 2010 houdt - voor zover hier van belang - het volgende in:
"De verdachte legt op vragen van de voorzitter een verklaring af, inhoudende:
(...)
Het klopt dat ik een half jaar geleden ook ben veroordeeld. Maar ik ben nu een andere weg ingeslagen. Het was allemaal wel mijn schuld, maar het gebeurt nu niet meer.
(...)
De raadsman voert het woord tot verdediging en deelt mede:
De onderhavige feiten betreffen vervelende feiten, maar de verdachte wil afrekenen met haar verleden. Ze is in het verleden altijd veroordeeld tot een gevangenisstraf. Bij haar laatste veroordeling is een werkstraf opgelegd en dat lijkt zijn vruchten af te werpen. Om haar nu weer een gevangenisstraf op te leggen zou haar ontwikkeling tegengaan. Ik ben het met de advocaat-generaal eens dat een werkstraf in dit geval de beste optie is.(...)."
2.4. Het Hof heeft de verdachte ter zake van de bewezenverklaarde feiten veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes weken. Het heeft de strafoplegging als volgt gemotiveerd:
"De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan meerdere diefstallen; ergerlijke feiten die overlast en schade voor de desbetreffende winkelier met zich meebrengen. Blijkens een haar betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 19 november 2010 is de verdachte vele malen eerder onherroepelijk veroordeeld voor het plegen van soortgelijke feiten. Daarenboven heeft de verdachte zich ook na de onderhavige bewezenverklaarde feiten wederom schuldig gemaakt aan strafbare feiten hetgeen haar stelling logenstraft dat zij haar leven een wending ten goede heeft gegeven. Gelet op het voornoemde komt naar het oordeel van het hof de ernst van het bewezenverklaarde en de door het hof in aanmerking genomen omstandigheden onvoldoende tot uitdrukking in de door de advocaat-generaal gevorderde straf.
Het is op deze grond en mede uit een oogpunt van speciale en generale preventie dat het hof de hierna te vermelden zwaardere straf zal opleggen dan door de advocaat-generaal is gevorderd.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt."
2.5. Het door het Hof genoemde Uittreksel Justitiële Documentatie houdt weliswaar in dat de verdachte na de onderhavige bewezenverklaarde feiten wederom strafbare feiten heeft gepleegd, maar ook dat de laatste veroordeling dateert van 21 juni 2010 ter zake van een op 18 juni 2010 gepleegde winkeldiefstal. In aanmerking genomen dat de verdachte ter terechtzitting van het Hof heeft verklaard dat zij na haar laatste veroordeling een andere weg is ingeslagen, is het oordeel van het Hof dat "de verdachte zich ook na de onderhavige bewezenverklaarde feiten wederom schuldig [heeft] gemaakt aan strafbare feiten hetgeen haar stelling logenstraft dat zij haar leven een wending ten goede heeft gegeven", niet zonder meer begrijpelijk. De strafoplegging is daarom ontoereikend gemotiveerd.
2.6. Het middel slaagt.
3. Slotsom
Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak maar uitsluitend wat betreft de strafoplegging;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en Y. Buruma, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 11 december 2012.