ECLI:NL:HR:2012:BY3973

Hoge Raad

Datum uitspraak
23 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
12/04292
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen uitspraak administratieve rechter; niet-ontvankelijkheid op basis van artikel 78 RO

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 23 november 2012 uitspraak gedaan in een cassatieberoep van [verzoeker] tegen de Minister van Buitenlandse Zaken. Het beroep was gericht tegen een uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage, sector bestuursrecht, die als administratieve rechter had geoordeeld. De Hoge Raad verwijst naar de eerdere uitspraak van de rechtbank van 2 mei 2007 in de zaak AWB 06/10052 MAW, die aan de beschikking is gehecht. De Minister heeft geen verweerschrift ingediend, en de conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer was om het beroep in cassatie niet-ontvankelijk te verklaren. De Hoge Raad overweegt dat op grond van artikel 78 lid 2 van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO) geen kennis wordt genomen van cassatieberoepen tegen uitspraken van rechtbanken in zaken waarvan zij als administratieve rechter kennis hebben genomen. Er is geen wettelijke bepaling die een uitzondering op deze regel biedt voor de onderhavige zaak, die betrekking heeft op de Militaire Ambtenarenwet 1931. De Hoge Raad concludeert dat het Reglement van inwendige dienst van de Hoge Raad geen bevoegdheid schept, maar enkel aangeeft welke kamer de zaak behandelt. Gezien deze overwegingen verklaart de Hoge Raad [verzoeker] niet-ontvankelijk in zijn beroep.

Uitspraak

23 november 2012
Eerste Kamer
12/04292
EE/MD
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[Verzoeker],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
t e g e n
MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN,
zetelende te 's-Gravenhage,
VERWEERDER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [verzoeker] en de Minister.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar uitspraak in de zaak AWB 06/10052 MAW van de rechtbank 's-Gravenhage van 2 mei 2007.
De uitspraak van de rechtbank is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de uitspraak van de rechtbank heeft [verzoeker] beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Minister heeft geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van het beroep in cassatie.
[Verzoeker] heeft bij brief van 19 oktober 2012 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
[Verzoeker] heeft beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage, sector bestuursrecht (militaire ambtenarenrechter). Het betreft hier een uitspraak in een zaak waarvan de rechtbank als administratieve rechter heeft kennis genomen.
Op grond van art. 78 lid 2 RO neemt de Hoge Raad geen kennis van het beroep in cassatie dat is ingesteld tegen uitspraken van de rechtbanken in zaken waarvan zij als administratieve rechter kennis nemen. Weliswaar maakt art. 78 lid 4 RO hierop een uitzondering 'voorzover dit bij wet is bepaald', maar er is geen wettelijke bepaling die beroep in cassatie openstelt tegen een uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage, sector bestuursrecht (militaire ambtenarenrechter) als de onderhavige, die is gedaan in een geschil betreffende de toepassing van de Militaire Ambtenarenwet 1931.
Anders dan [verzoeker] aanvoert, schept het Reglement van inwendige dienst van de Hoge Raad geen bevoegdheid, maar bepaalt het uitsluitend welke kamer van de Hoge Raad de zaak behandelt.
[Verzoeker] is derhalve niet-ontvankelijk in zijn beroep.
4. Beslissing
De Hoge Raad verklaart [verzoeker] niet-ontvankelijk in zijn beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, A.H.T. Heisterkamp en M.V. Polak, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer J.C. van Oven op 23 november 2012.