ECLI:NL:HR:2012:BY3973
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatieberoep tegen uitspraak administratieve rechter; niet-ontvankelijkheid op basis van artikel 78 RO
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 23 november 2012 uitspraak gedaan in een cassatieberoep van [verzoeker] tegen de Minister van Buitenlandse Zaken. Het beroep was gericht tegen een uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage, sector bestuursrecht, die als administratieve rechter had geoordeeld. De Hoge Raad verwijst naar de eerdere uitspraak van de rechtbank van 2 mei 2007 in de zaak AWB 06/10052 MAW, die aan de beschikking is gehecht. De Minister heeft geen verweerschrift ingediend, en de conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer was om het beroep in cassatie niet-ontvankelijk te verklaren. De Hoge Raad overweegt dat op grond van artikel 78 lid 2 van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO) geen kennis wordt genomen van cassatieberoepen tegen uitspraken van rechtbanken in zaken waarvan zij als administratieve rechter kennis hebben genomen. Er is geen wettelijke bepaling die een uitzondering op deze regel biedt voor de onderhavige zaak, die betrekking heeft op de Militaire Ambtenarenwet 1931. De Hoge Raad concludeert dat het Reglement van inwendige dienst van de Hoge Raad geen bevoegdheid schept, maar enkel aangeeft welke kamer de zaak behandelt. Gezien deze overwegingen verklaart de Hoge Raad [verzoeker] niet-ontvankelijk in zijn beroep.