ECLI:NL:HR:2012:BY3556

Hoge Raad

Datum uitspraak
20 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/04004 B
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van het Gerechtshof te Leeuwarden in hoger beroep tegen vonnis van de Kantonrechter

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 20 november 2012 uitspraak gedaan over de bevoegdheid van het Gerechtshof te Leeuwarden in een hoger beroep dat door de verdachte was ingesteld tegen een vonnis van de Kantonrechter in de Rechtbank Leeuwarden. De verdachte was eerder veroordeeld tot een geldboete van € 430,- voor een overtreding van het RVV 1990. Na het instellen van hoger beroep door de verdachte, heeft het Gerechtshof te Leeuwarden de zaak naar het Gerechtshof te Arnhem, Militaire Kamer, verwezen, omdat de verdachte ten tijde van het feit militair was. Het Gerechtshof te Arnhem verklaarde zich echter onbevoegd, omdat het vonnis was gewezen door de commune kantonrechter.

De Hoge Raad heeft in deze beschikking de vraag beantwoord welke rechter bevoegd is tot kennisneming van het hoger beroep. De Hoge Raad oordeelde dat het Gerechtshof te Leeuwarden bevoegd is, omdat het hoger beroep niet gericht was tegen een vonnis van de Militaire Kamer van de Rechtbank Arnhem, maar tegen een vonnis van de Kantonrechter in Leeuwarden. De Hoge Raad bevestigde daarmee het oordeel van het Gerechtshof te Arnhem dat het niet bevoegd was en verklaarde dat het Gerechtshof te Leeuwarden wel bevoegd is tot kennisneming van het hoger beroep.

Deze uitspraak is van belang voor de rechtspraktijk, omdat het verduidelijkt welke rechter bevoegd is in gevallen waar er onduidelijkheid bestaat over de rechtsmacht tussen verschillende gerechtshoven, vooral in zaken die betrekking hebben op militaire en commune rechtsgebieden. De beslissing van de Hoge Raad biedt duidelijkheid voor toekomstige zaken waarin vergelijkbare vragen over bevoegdheid aan de orde zijn.

Uitspraak

20 november 2012
Strafkamer
nr. S 11/04004 B
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
op het verzoekschrift van de Advocaat-Generaal bij het Gerechtshof te Arnhem, ingekomen bij de Hoge Raad op 2 december 2011, tot regeling van rechtsgebied als bedoeld in art. 526, eerste lid, Sv in de zaak van:
[Verdachte] (hierna te noemen: de verdachte), geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1988.
1. Het verzoek
De Advocaat-Generaal bij het Gerechtshof te Arnhem heeft zich op de voet van art. 77 RO in verbinding met art. 526, eerste lid, Sv tot de Hoge Raad gewend met een verzoek tot regeling van rechtsgebied.
2. De conclusie van de Advocaat-Generaal
De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad het Gerechtshof te Leeuwarden bevoegd zal verklaren te beslissen op het in de onderhavige zaak ingestelde hoger beroep.
3. Beoordeling van het verzoek
3.1. Uit de stukken van het geding blijkt dat:
a. de Kantonrechter in de Rechtbank Leeuwarden de verdachte bij vonnis van 20 augustus 2009 ter zake van "overtreding van het bepaalde bij artikel 20, aanhef en onder a van het RVV 1990" heeft veroordeeld tot een geldboete van € 430,-, subsidiair 8 dagen hechtenis, en de tenuitvoerlegging heeft gelast van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf;
b. de verdachte op 21 augustus 2009 hoger beroep heeft ingesteld tegen dit vonnis;
c. het Gerechtshof te Leeuwarden op 11 februari 2011 het onderzoek voor onbepaalde tijd heeft geschorst en de zaak naar het Gerechtshof te Arnhem, Militaire Kamer, heeft verwezen, en daartoe heeft overwogen:
"[D]at het hof Leeuwarden in beginsel niet bevoegd is de onderhavige zaak te behandelen, nu de verdachte ten tijde van het ten laste gelegde feit militair was. De militaire kantonrechter van de rechtbank Arnhem was bevoegd om de zaak in eerste aanleg te behandelen. De militaire kamer van het Hof Arnhem is bevoegd om het hoger beroep te behandelen."
d. de verdachte is gedagvaard om op 10 november 2011 ter terechtzitting van het Gerechtshof te Arnhem, Militaire Kamer, te verschijnen;
e. het Gerechtshof te Arnhem, Militaire Kamer, zich onbevoegd heeft verklaard om kennis te nemen van het hoger beroep, en daartoe heeft overwogen:
"Nu het vonnis waarvan beroep is gewezen door de commune kantonrechter, is de militaire kamer van het gerechtshof onbevoegd kennis te nemen van het daartegen gerichte hoger beroep."
3.2. Het verzoekschrift stelt de vraag aan de orde welke rechter bevoegd is tot kennisneming van het door de verdachte ingestelde hoger beroep. Het Gerechtshof te Leeuwarden en het Gerechtshof te Arnhem, Militaire Kamer, hebben deze vraag in tegengestelde zin beantwoord, zodat zich een geval voordoet als bedoeld in art. 525, eerste lid aanhef en onder 2º, Sv.
3.3. Op grond van art. 68 RO is de Militaire Kamer van het Gerechtshof te Arnhem bevoegd tot het behandelen en beslissen van zaken waarin vonnis is gewezen door de Militaire Kamer van de Rechtbank Arnhem. Het door de verdachte ingestelde hoger beroep is niet gericht tegen een vonnis van de Militaire Kamer van de Rechtbank Arnhem maar tegen een vonnis van de Kantonrechter in de Rechtbank Leeuwarden. Gelet op het bepaalde in art. 60 RO is het Gerechtshof te Leeuwarden bevoegd tot kennisneming van het hoger beroep tegen dit vonnis.
3.4. Uit het vorenstaande volgt dat het Gerechtshof te Arnhem, Militaire Kamer, terecht heeft geoordeeld niet bevoegd te zijn tot kennisneming van het onderhavige hoger beroep en dat het Gerechtshof te Leeuwarden daartoe wel bevoegd is.
4. Beslissing
De Hoge Raad verklaart dat het Gerechtshof te Leeuwarden bevoegd is tot kennisneming van het onderhavige hoger beroep.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en V. van den Brink, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, in raadkamer en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 november 2012.