ECLI:NL:HR:2012:BY3556
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- J. de Hullu
- V. van den Brink
- Rechtspraak.nl
Bevoegdheid van het Gerechtshof te Leeuwarden in hoger beroep tegen vonnis van de Kantonrechter
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 20 november 2012 uitspraak gedaan over de bevoegdheid van het Gerechtshof te Leeuwarden in een hoger beroep dat door de verdachte was ingesteld tegen een vonnis van de Kantonrechter in de Rechtbank Leeuwarden. De verdachte was eerder veroordeeld tot een geldboete van € 430,- voor een overtreding van het RVV 1990. Na het instellen van hoger beroep door de verdachte, heeft het Gerechtshof te Leeuwarden de zaak naar het Gerechtshof te Arnhem, Militaire Kamer, verwezen, omdat de verdachte ten tijde van het feit militair was. Het Gerechtshof te Arnhem verklaarde zich echter onbevoegd, omdat het vonnis was gewezen door de commune kantonrechter.
De Hoge Raad heeft in deze beschikking de vraag beantwoord welke rechter bevoegd is tot kennisneming van het hoger beroep. De Hoge Raad oordeelde dat het Gerechtshof te Leeuwarden bevoegd is, omdat het hoger beroep niet gericht was tegen een vonnis van de Militaire Kamer van de Rechtbank Arnhem, maar tegen een vonnis van de Kantonrechter in Leeuwarden. De Hoge Raad bevestigde daarmee het oordeel van het Gerechtshof te Arnhem dat het niet bevoegd was en verklaarde dat het Gerechtshof te Leeuwarden wel bevoegd is tot kennisneming van het hoger beroep.
Deze uitspraak is van belang voor de rechtspraktijk, omdat het verduidelijkt welke rechter bevoegd is in gevallen waar er onduidelijkheid bestaat over de rechtsmacht tussen verschillende gerechtshoven, vooral in zaken die betrekking hebben op militaire en commune rechtsgebieden. De beslissing van de Hoge Raad biedt duidelijkheid voor toekomstige zaken waarin vergelijkbare vragen over bevoegdheid aan de orde zijn.