ECLI:NL:HR:2012:BY3118

Hoge Raad

Datum uitspraak
9 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
12/03554
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot vaststelling Nederlandse nationaliteit op basis van de Rijkswet op het Nederlanderschap

In deze zaak hebben verzoeksters, wonende te [woonplaats], cassatie ingesteld tegen de beschikking van de rechtbank 's-Gravenhage. De zaak betreft een verzoek tot vaststelling van de Nederlandse nationaliteit op basis van artikel 17 van de Rijkswet op het Nederlanderschap. De rechtbank had op 7 juni 2012 een beschikking gegeven, waartegen de verzoeksters in cassatie zijn gegaan. De Hoge Raad verwijst naar deze beschikking en het cassatierekest dat aan de beschikking is gehecht. De Staat der Nederlanden, vertegenwoordigd door het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, heeft geen verweerschrift ingediend. De Procureur-Generaal, P. Vlas, heeft het standpunt ingenomen dat het cassatieberoep niet-ontvankelijk verklaard moet worden op basis van artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie. De advocaat van de verzoeksters heeft hierop gereageerd, maar de Hoge Raad oordeelt dat de klachten van de verzoeksters geen behandeling in cassatie rechtvaardigen. Dit kan zijn omdat de verzoeksters onvoldoende belang hebben bij het cassatieberoep of omdat de klachten niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad heeft daarom besloten het beroep niet-ontvankelijk te verklaren, zoals ook is verzocht door de Procureur-Generaal. De beschikking is gegeven door de vice-president en de raadsheren, en openbaar uitgesproken op 21 december 2012.

Uitspraak

21 december 2012
Eerste Kamer
12/03554
EE/EP
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
1. [Verzoekster 1],
wonende te [woonplaats],
2. [Verzoekster 2],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKSTERS tot cassatie,
advocaat: mr. A. Ramsoedh,
t e g e n
DE STAAT DER NEDERLANDEN (Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Immigratie- en Naturalisatiedienst),
zetelende te 's-Gravenhage,
VERWEERDER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [verzoekster] c.s. en de Staat.
1. Het geding in feitelijke instantie
Voor het verloop van het geding in feitelijke instantie verwijst de Hoge Raad naar de beschikking in de zaak 395006/HA RK 11-313 van de rechtbank 's-Gravenhage van 7 juni 2012.
De beschikking van de rechtbank is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het hof hebben [verzoekster] c.s. beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staat heeft geen verweerschrift ingediend.
Het standpunt van de Procureur-Generaal P. Vlas strekt tot het niet-ontvankelijk verklaren van het cassatieberoep op de voet van art. 80a RO.
De advocaat van [verzoekster] c.s. heeft bij brief van 19 november 2012 op dat standpunt gereageerd.
3. Beoordeling van de ontvankelijkheid
De Hoge Raad is van oordeel dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep dan wel omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden (zie het standpunt van de Procureur-Generaal onder 3).
De Hoge Raad zal daarom - gezien art. 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en gehoord de Procureur-Generaal - het beroep niet-ontvankelijk verklaren.
4. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president F.B. Bakels, als voorzitter, en de raadsheren J.C. van Oven en A.H.T. Heisterkamp, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer J.C. van Oven op 21 december 2012.