ECLI:NL:HR:2012:BY2839

Hoge Raad

Datum uitspraak
4 december 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/05506 B
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over onthouding van processtukken in strafrechtelijk financieel onderzoek

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 4 december 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beschikking van de Rechtbank 's-Gravenhage. De zaak betreft een klaagschrift ingediend door klaagster, die zich geconfronteerd zag met een strafrechtelijk financieel onderzoek (SFO) wegens verdenking van witwassen. Klaagster had bezwaar gemaakt tegen de onthouding van processtukken die relevant waren voor haar verdediging. De Rechtbank had het bezwaarschrift ongegrond verklaard, met de overweging dat het onderzoeksbelang in de weg stond aan de overlegging van de stukken aan de raadkamer.

De Hoge Raad oordeelde dat de Rechtbank op ontoereikende gronden had beslist, aangezien de raadsman van klaagster geen toegang had tot de processtukken en de Rechtbank daardoor niet in staat was om een weloverwogen beslissing te nemen. De Hoge Raad concludeerde dat de opvatting van de Rechtbank, dat de stukken van het strafrechtelijk financieel onderzoek niet aan de raadkamer konden worden overgelegd, onjuist was. De middelen die klaagster had ingediend, die zich richtten tegen de motivering van de ongegrondverklaring, werden gegrond verklaard.

De Hoge Raad vernietigde de bestreden beschikking en verwees de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage, zodat het klaagschrift opnieuw kon worden behandeld. Dit arrest benadrukt het belang van toegang tot processtukken voor een eerlijke rechtsgang en de noodzaak voor de rechter om over alle relevante informatie te beschikken bij het nemen van beslissingen in strafzaken.

Uitspraak

4 december 2012
Strafkamer
nr. S 11/05506
BAJ/EC
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de Rechtbank 's-Gravenhage van 20 september 2011, nummer RK 11/1889, op een klaagschrift als bedoeld in art. 552a Sv, ingediend door:
[Klaagster], gevestigd te [vestigingsplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de klaagster. Namens deze heeft mr. R.A.J. Verploegh, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden beschikking en tot verwijzing van de zaak naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage teneinde op het bestaande klaagschrift opnieuw te worden behandeld en afgedaan.
2. Beoordeling van het derde middel
2.1. Het middel klaagt dat, aangezien aan de raadsman van de klaagster processtukken zijn onthouden en derhalve ook de Rechtbank niet over die stukken beschikte, de Rechtbank op ontoereikende gronden heeft beslist tot ongegrondverklaring van het klaagschrift.
2.2. Het proces-verbaal van de behandeling van het klaagschrift in raadkamer van 6 september 2011 houdt het volgende in:
"De officier van justitie deelt - verkort en zakelijk weergegeven - het volgende mede:
Op 25 mei 2011 is er een strafrechtelijk financieel onderzoek (hierna: SFO) ingesteld tegen klaagster. Dat onderzoek loopt nog. Het onderzoek is ingesteld omdat er een verdenking bestaat dat klaagster zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen. Op 26 mei 2011 heeft er een doorzoeking plaatsgevonden in de woning aan de [a-straat 1] te [plaats] en in [A]. Onder de boekhouder is administratie in beslag genomen.
Ondertussen heeft de rechtbank een bezwaarschrift tegen onthouding van processtukken behandeld. Sinds die zaak is er niets veranderd. Het onderzoek is nog steeds in gang. Er wordt onderzocht of klaagster zich daadwerkelijk schuldig heeft gemaakt aan witwassen.
(...)
De raadsman van verzoeker deelt (...) - verkort en zakelijk weergegeven - het volgende mede.
Er is sprake van onthouding van processtukken. Ik weet niet meer dan dat er sprake is van beslag en een verdenking. De basis voor deze verdenking ken ik niet. Op een bezwaarschrift onthouding van processtukken heeft de rechtbank overwogen dat het toen nog te pril was om stukken te verstrekken. Inmiddels zijn er al vier maanden verstreken sinds de inbeslagname, maar beschik ik nog steeds niet over enig processtuk. Ik kan dan ook inhoudelijk niets zeggen over een strafvorderlijk
belang. De rechter-commissaris heeft inmiddels een aantal stukken teruggegeven aan klaagster. De rechter-commissaris heeft al een beoordeling gemaakt of stukken wel of niet van belang zijn voor het lopende onderzoek. Die beoordeling heeft het openbaar ministerie nog niet gemaakt. Het is onwaarschijnlijk dat al die stukken relevant zijn voor het onderzoek. Immers, de rechter-commissaris heeft de helft van de stukken die hij in beslag heeft genomen al teruggegeven aan klaagster.
De rechtbank beschikt op dit moment ook nog niet over processtukken. U kunt niet toetsen of de verdenking tegen klaagster wel reëel is.
Er is een Volkswagen Polo in beslag genomen. Wordt nu alles van enige waarde in beslag genomen? U kunt de rechtmatigheid niet toetsen, want u beschikt niet over de processtukken. Wat de rechter te zijner tijd zal beslissen kan nu nog niet beoordeeld worden. Het is tijd dat de processtukken worden verspreid. Ik hoor u, rechter, zeggen dat op deze zitting het beklag tegen beslag wordt behandeld en dat voor een beklag ex artikel 32 van het Wetboek van Strafvordering, of een herhaling daarvan, hier en nu niet het juiste forum is.
U, rechter, kunt ook zelf om processtukken vragen aan de officier van justitie. U zou in het bezit moeten zijn van die processtukken, want anders neemt u een luchtledige beslissing."
2.3. In de bestreden beschikking heeft de Rechtbank dienaangaande het volgende overwogen:
"De raadsman van klaagster heeft ter terechtzitting aangevoerd dat een beoordeling van de rechtmatigheid van de beslaglegging niet mogelijk is nu de processtukken worden onthouden. Wat daar verder ook van zij, in onderhavige procedure ligt uitsluitend ter beoordeling voor het klaagschrift tegen inbeslagname en voortduren van beslag. Over het al dan niet onthouden van processtukken kan in het kader van deze procedure geen oordeel worden gegeven."
2.4. De Rechtbank heeft kennelijk en niet onbegrijpelijk - nu de kennisneming van die processtukken de klaagster is onthouden - aangenomen dat het onderzoeksbelang eraan in de weg stond dat de stukken van het strafrechtelijk financieel onderzoek aan de raadkamer worden overgelegd.
2.5. Aan het middel ligt de opvatting ten grondslag dat in een geval als het onderhavige, niettegenstaande de ongegrondverklaring van het door de klaagster op de voet van art. 32 Sv ingediende bezwaarschrift, door het Openbaar Ministerie de stukken van het strafrechtelijk financieel onderzoek aan de raadkamer moeten worden overgelegd als "op de zaak betrekking hebbende stukken" als bedoeld in art. 23, vierde lid, Sv. Die opvatting is onjuist.
3. Beoordeling van het eerste en het tweede middel
3.1. De middelen klagen over de motivering van de ongegrondverklaring van het klaagschrift door de Rechtbank. Daartoe is aangevoerd dat de Rechtbank in de motivering van haar beslissing niet ervan blijk heeft gegeven de juiste maatstaf te hebben aangelegd.
3.2. De middelen slagen op de gronden vermeld in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 5, 6, 7 en 8.
4. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden beschikking niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden beschikking;
verwijst de zaak naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage, opdat de zaak op het bestaande klaagschrift opnieuw wordt behandeld en afgedaan.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president W.A.M van Schendel als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en J. Wortel, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, in raadkamer en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 4 december 2012.