ECLI:NL:HR:2012:BY2669

Hoge Raad

Datum uitspraak
9 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
12/03443
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het cassatieberoep inzake heffingsrente en inkomstenbelasting

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 november 2012 uitspraak gedaan over een cassatieberoep van X te Z, dat betrekking had op de heffingsrente die aan belanghebbende was opgelegd in verband met de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor de jaren 2003 tot en met 2006. Het Gerechtshof te Amsterdam had eerder op 31 mei 2012 uitspraak gedaan in deze kwestie, waarbij het beroep van belanghebbende werd behandeld onder de nummers 10/00283 en 10/00286 tot en met 10/00289. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten die door belanghebbende in cassatie waren aangevoerd, geen behandeling in cassatie rechtvaardigden. Dit oordeel was gebaseerd op het feit dat belanghebbende klaarblijkelijk onvoldoende belang had bij het cassatieberoep, of dat de klachten niet tot cassatie konden leiden. De Hoge Raad heeft daarom, met toepassing van artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie, het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak van het Hof en het beroepschrift in cassatie zijn aan het arrest gehecht, wat de transparantie en de mogelijkheid tot verdere juridische beoordeling bevordert. De beslissing van de Hoge Raad is openbaar uitgesproken, waarbij de raadsheer C. Schaap als voorzitter fungeerde, samen met de raadsheren M.W.C. Feteris en Th. Groeneveld, en in aanwezigheid van de waarnemend griffier F. Treuren.

Uitspraak

9 november 2012
nr. 12/03443
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van X te Z (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 31 mei 2012, nrs. 10/00283 en 10/00286 tot en met 10/00289, betreffende de aan belanghebbende bij beschikking in rekening gebrachte heffingsrente met betrekking tot de voor de jaren 2003 tot en met 2006 aan belanghebbende opgelegde aanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen. De uitspraak van het Hof en het beroepschrift in cassatie zijn aan dit arrest gehecht.
1. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie
De Hoge Raad is van oordeel dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep dan wel omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden.
De Hoge Raad zal daarom - gezien artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en gehoord de Procureur-Generaal - het beroep niet-ontvankelijk verklaren.
2. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer C. Schaap als voorzitter, en de raadsheren M.W.C. Feteris en Th. Groeneveld, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 9 november 2012.