ECLI:NL:HR:2012:BY2667
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie over navorderingsaanslag en boetebeschikkingen in inkomstenbelasting
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 16 februari 2012, betreffende een navorderingsaanslag en een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen, alsook de daarbij opgelegde boetes. De belanghebbende had over het jaar 2003 een navorderingsaanslag en voor het jaar 2005 een aanslag opgelegd gekregen, waartegen bezwaar was gemaakt. De Inspecteur handhaafde deze aanslagen, maar de Rechtbank te Haarlem verklaarde de beroepen gegrond en vernietigde de uitspraken van de Inspecteur, waarbij de aanslagen werden verminderd tot respectievelijk € 18.046 en € 28.122.
Belanghebbende ging in hoger beroep bij het Hof, dat de uitspraak van de Rechtbank vernietigde en de aanslagen opnieuw verminderde tot € 32.289 en € 68.606. Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende cassatie ingesteld. De Hoge Raad beoordeelt de middelen van belanghebbende, waarbij middel 1 stelt dat het Hof ten onrechte geen acht heeft geslagen op een nader stuk dat door belanghebbende was ingediend. De Hoge Raad oordeelt dat het middel faalt bij gebrek aan feitelijke grondslag, aangezien de inhoud van het nader stuk reeds deel uitmaakte van de grondslag van de uitspraak van het Hof.
De middelen 2 en 3 kunnen niet tot cassatie leiden, omdat zij geen rechtsvragen oproepen die relevant zijn voor de rechtseenheid of rechtsontwikkeling. De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten en verklaart het beroep in cassatie ongegrond. Dit arrest is gewezen op 9 november 2012.