ECLI:NL:HR:2012:BY2577

Hoge Raad

Datum uitspraak
30 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
12/04459
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om toelating tot schuldsanering

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 30 november 2012 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van verzoekster, die in eerste instantie een verzoek tot toelating tot schuldsanering had ingediend. Het verzoek was eerder afgewezen door de rechtbank Rotterdam op 12 april 2012 en het gerechtshof te 's-Gravenhage had op 11 september 2012 het vonnis van de rechtbank bevestigd. De Hoge Raad verwijst naar deze eerdere uitspraken en stelt vast dat de verzoekster onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep. De Advocaat-Generaal J. Wuisman had in zijn conclusie al geadviseerd om het cassatieberoep niet-ontvankelijk te verklaren op basis van artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad volgt dit advies en oordeelt dat de klachten van verzoekster geen behandeling in cassatie rechtvaardigen. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie dan ook niet-ontvankelijk, wat betekent dat de eerdere uitspraken van de lagere rechters in stand blijven. Dit arrest is openbaar uitgesproken door raadsheer J.C. van Oven, en de beslissing is genomen door de vice-president F.B. Bakels en de raadsheren J.C. van Oven en A.H.T. Heisterkamp.

Uitspraak

30 november 2012
Eerste Kamer
12/04459
RM/DH
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Verzoekster],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKSTER tot cassatie,
advocaat: mr. P.J.Ph. Dietz de Loos.
Verzoekster zal hierna ook worden aangeduid als [verzoekster].
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het vonnis in de zaak 394309/FT-EA 12.143 van de rechtbank Rotterdam van 12 april 2012;
b. het arrest in de zaak 200.105.531/01 van het gerechtshof te 's-Gravenhage van 11 september 2012.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [verzoekster] beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Wuisman strekt tot het niet-ontvankelijk verklaren van het cassatieberoep op grond van art. 80a RO.
3. Beoordeling van de ontvankelijkheid
De Hoge Raad is van oordeel dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep dan wel omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden (zie het standpunt van de Procureur-Generaal onder 1.3).
De Hoge Raad zal daarom - gezien art. 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en gehoord de Procureur-Generaal - het beroep niet-ontvankelijk verklaren.
4. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.B. Bakels als voorzitter en de raadsheren J.C. van Oven en A.H.T. Heisterkamp, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer J.C. van Oven op 30 november 2012.