ECLI:NL:HR:2012:BY2275
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- J. de Hullu
- N. Jörg
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van de opgelegde gevangenisstraf wegens overschrijding van de redelijke termijn in cassatie
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 4 december 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. Het cassatieberoep was ingesteld door de verdachte, vertegenwoordigd door mr. J. Boksem, advocaat te Leeuwarden. De zaak betreft een strafzaak waarin de verdachte was veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf maanden, waarvan acht maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest wat betreft de opgelegde straf en tot vermindering daarvan, terwijl het beroep voor het overige werd verworpen.
De Hoge Raad heeft de bestreden uitspraak vernietigd, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf. De straf is verminderd tot elf maanden en drie weken, waarvan acht maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De Hoge Raad heeft de middelen van cassatie beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie konden leiden, met uitzondering van het vierde middel dat betrekking had op de redelijke termijn in de cassatiefase. Dit middel werd gegrond bevonden, omdat de stukken te laat door het Hof waren ingezonden en er meer dan twee jaren waren verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Dit leidde tot de conclusie dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, EVRM was overschreden, wat resulteerde in de vermindering van de opgelegde gevangenisstraf.
De uitspraak is gedaan door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, samen met de raadsheren J. de Hullu en N. Jörg, en is uitgesproken in aanwezigheid van de waarnemend griffier E. Schnetz.