ECLI:NL:HR:2012:BY2264
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- J. de Hullu
- N. Jörg
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van de opgelegde gevangenisstraf wegens overschrijding van de redelijke termijn in cassatie
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 4 december 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De verdachte, geboren in 1964, had beroep in cassatie ingesteld tegen een eerdere uitspraak van het hof, waarin een gevangenisstraf was opgelegd. De advocaat van de verdachte, mr. J.J. Zijlstra, heeft middelen van cassatie voorgesteld, die aan het arrest zijn gehecht. De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest wat betreft de opgelegde straf en tot vermindering daarvan, terwijl het beroep voor het overige werd verworpen.
De Hoge Raad heeft de bestreden uitspraak vernietigd, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf. De straf is verminderd tot elf maanden en drie weken, waarvan acht maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De Hoge Raad heeft de middelen van de verdachte beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie konden leiden, met uitzondering van het derde middel dat betrekking had op de redelijke termijn in de cassatiefase. Dit middel is gegrond bevonden, omdat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) was overschreden door de te late indiening van de stukken door het hof.
De Hoge Raad heeft vastgesteld dat er meer dan twee jaren waren verstreken na het instellen van het cassatieberoep, wat heeft geleid tot de conclusie dat de opgelegde gevangenisstraf van twaalf maanden, waarvan acht maanden voorwaardelijk, moest worden verminderd. De uitspraak van de Hoge Raad is gedaan door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, samen met de raadsheren J. de Hullu en N. Jörg, en is uitgesproken in aanwezigheid van de waarnemend griffier E. Schnetz.